Namen uit WOII in een klik

1942. Het huis in atavistisch-autoritaire stijl staat nu acht jaar. De zware voordeur opent het zicht op de beloperde trap in het midden van de hal. De lambrisering reikt tot de borst. Een Brucknersymfonie in eikenhout. De heer des huizes ontvangt in NSB-uniform. In de zitkamer boven de haard grijnst de Germaanse vuurgod Loki. De dienstbode reikt port aan.

Zo moet het zijn geweest, rond 1942. Zo dacht ik een kort verhaal te beginnen over het  jarendertighuis waarin ik als kind woonde, rond 1990. Maar ik doe het maar niet en al helemaal niet in de vorm waarin ik het had bedacht, want het kiezen voor een verhaal dat half historisch klopt, half fictie is, zorgt maar voor narigheid. Noem ik de naam van die NSB’er?

Als een fictieschrijver of biograaf historische gegevens gebruikt, moeten zij kloppen, wil de auteur zijn tekst verbinden met het “echte” verleden. Een juridische, maar ook ethische rechtvaardiging voor het opvoeren van die bronnen is nodig, net als een degelijke esthetiek. Of het nu gaat om fictie of non-fictie, een schrijver moet een gerechtvaardigd historisch belang voor ogen hebben voor het inzetten van namen. Grofweg is het verschil tussen de fictieschrijver en de non-fictieschrijver de mate van vrijheid in het laveren tussen historische feiten en niet-historische verhaallijnen. Enige vrije invulling ten behoeve van de vertelkunst is in elk genre niet alleen onvermijdelijk maar ook gewenst: een verhaal moet lopen, de bronnen moeten spreken.

En de bronnen spreken nu luider dan ooit dankzij internet en de zoekmachines. Zeker wat namen aangaat. Door de gemakkelijke online ontsluiting van archieven stuiten namen van toen op namen van nu. Is het noemen van bepaalde namen in (deels) fictionele teksten juridisch toegestaan, en zo ja, is het dan juridisch of ethisch toelaatbaar en esthetisch verdedigbaar? Het invoegen van een werkelijk bestaande achternaam in een verhaal als aanduiding van een held of schurk, of zelfs oorlogsmisdadiger, is niet vrijblijvend: er leven nazaten of bloedverwanten onder dezelfde naam. Toegegeven, het hangt erg van de verhaalintentie af, én, de tijd schept afstand.

Dankzij de zoekmachines wist ik binnen een paar klikken het huis uit mijn jeugd te vinden. Ingegeven was slechts die ene unieke achternaam. Ik lees dat vader lid was van de NSB en Duitsers herbergde. Maar er is meer te lezen: de hele gezinssamenstelling, individuele lotsbeschikkingen. De oudste zonen sneuvelen in Duitse dienst rond hun twintigste. Dat is allemaal met een klik te vinden. In 1990 had ik daarvoor lang moeten zoeken in overlijdensadvertenties, oude kranten, het telefoonboek, almanakken, enz. Misschien had ik in persoon de registers van begraafplaatsen moeten doorzoeken. En nu? Een paar klikken, en het ganse drama verschijnt op het beeldscherm. De familie vlucht naar Duitsland zodra de Amerikanen in aantocht zijn. Dat zij NSB’ers waren, had ik al vernomen. Een vloervondst rond 1990 staaft dit: een “kennisgeving van bijschrijving” van Hfl 6,80 aan de door de bezetter ingestelde Nederlandsche Volksdienst, het maatschappelijk werk voor “Arisch zuiveren”. Het forensisch bewijs in een fictief strafproces ligt voor mij.

Kennis van bijschrijving aan de Nederlandsche Volksdienst.
Kennis van bijschrijving aan de Nederlandsche Volksdienst, 1942.

Die vondst staaft de bekende historische werkelijkheid, net als de namen, voor welker gebruik echter ik in dit geval geen goede reden zie. Ik noem de naam niet, ik noem het dorp niet. Het is daar bekend wie de man was en het opnieuw noemen van zijn naam op internet draagt niets bij aan enige verdieping van enige kennis van belang. Het gaat niet om een nationale NSB-leider, het is geen Mussert. De naam is echter wél uniek; het gaat niet om een De Vries of een Janssen.

Het feit dat er nu jonge mensen onder de betreffende naam leven, stelt gewetensvragen. In Google leidt de achternaam, voorzien van de juiste initialen, rechtstreeks naar deze ene NSB’er, maar ook naar diens bloedverwanten. Zouden deze jonge, nu levende mensen dat oude verhaal van hun overgrootvader of oudoom willen lezen op internet? Is dat niet het oprakelen van een ouwe koe? Zulk oprakelen gebeurt bovendien aanmerkelijk grondiger en sneller én bijtender dan in 1990 dankzij die maar al te goedwerkende zoekmachines. In 1990  duurde het weken. Nu betekent het invoeren van een naam in Google meteen resultaat, binnen klik en oogwenk.

Vorig jaar was het klaarblijkelijk de bedoeling van het Nationaal Archief om het Centraal Archief Bijzondere Rechtspleging (CABR) in zijn geheel online doorzoekbaar te maken. Het is daarin geremd door een officiële waarschuwing van de Autoriteit Persoonsgegevens (AP) december 2024, die zich “grote zorgen maakte over de voorgenomen wijze van openbaarmaking.” Deze zorgen waren naast een tekortschietende wettelijke basis, onder andere: “dat de voor eenieder toegankelijke online publicatie met digitale full-text doorzoekbaarheid kan leiden tot forse privacy-inbreuken op nog levende betrokkenen”. Exact het hierboven beschreven pijnpunt.

Waarom de verschillende hoofdrolspelers achter de digitale ontsluiting van het CABR op oorlogvoorderechter.nl (bestuurders, archivarissen, AVG-kundigen, websitebouwers, politici) zich van de snelle en grote gevolgen van een drempelloze openbaring op internet van tevoren geen rekenschap gegeven hebben, ontgaat mij: iedereen ziet in dat een kaartjesarchief niet dezelfde snelheid en hetzelfde gemak heeft als een digitaal document, nog afgezien van de mogelijkheid om de informatie te verspreiden en te vermenigvuldigen.

Zij hadden vooraf kunnen bedenken dat namen op internet ook leiden naar levende mensen, onder wie zeer oude, maar bovendien naar heel jonge. Dat komt door een paar internetbronnen die voorheen niet bestonden. Ten eerste openarchieven.nl met oudere burgerlijkestandgegevens. Toegegeven, er zijn termijnen voor het openbaar maken van burgerlijkestandgegevens: voor overlijdensakten geldt 50 jaar wachten, voor huwelijksakten 75 en voor geboorteakten 100. Maar in de praktijk zijn deze termijnen dikwijls een dode letter dankzij de tweede internetbron: Delpher, het archief voor kranten, met daarin familieberichten over huwelijk, geboorte en overlijden, doorzoekbaar van 1618 tot 2005; de naam kan als zoekterm ingevoerd. Ten derde de vele websites over oorlogsgraven, oorlogsmonumenten, enz. (bijvoorbeeld: oorlogsslachtofferswestbetuwe.nl). Ten vierde: de sociale media waardoor mensen op achternaam te vinden zijn, mits die naam enigszins uniek is.

Het opmerkelijkste is wel, zo lijkt het tenminste, dat het Nationaal Archief aanvankelijk het uitgangspunt had om het gehele archief in de laatste toestand van bewerking te openbaren. Dat is waarschijnlijk de toestand van 1 januari 1952: op die datum hield de Bijzondere Raad van Cassatie op te bestaan en droeg zijn taken over aan de Hoge Raad. Of dit aanvankelijke uitgangspunt nu voortkwam uit het archivalische beginsel dat men slechts vastlegt en niet verandert, is niet te beoordelen: daarover schrijft oorlogvoorderechter.nl wijselijk niets. Hoever het archief in de toekomst opengaat staat open. Men beraadt zich momenteel.

De stand van zaken (mei 2025) is dat er online slechts namen sec worden vermeld. Voor verdere informatie moet men in persoon naar Den Haag. Er wordt niet meer, zoals in de eerste dagen wel, meteen doorgelinkt naar een online dossier. De aanwezigheid van een naam in het archief betekent uitdrukkelijk niet dat die naam een “foute” Nederlander vertegenwoordigt: het kan een verdachte (en soms veroordeelde) zijn, een getuige, of burger die “op een andere manier in het kaartenbaksysteem is beland”. Bijvoorbeeld omdat meneer X mevrouw Y noemde tegenover de opsporingscommissie, omdat X met Y nog een appeltje te schillen had. En er kan zelfs sprake zijn van een domme fout.

Wil nu een archief met zulke brisante persoonsgegevens in zijn geheel per muisknop doorzoekbaar zijn? Het lijkt een afweging tussen de belangen (van nabestaanden) van slachtoffers en die (van nabestaanden) van daders te zijn. Toch lijkt een inzicht voor het oprapen: maak het niet al te gemakkelijk. Wijs amateuronderzoekers op hun juridische én morele verantwoordelijkheid jegens levenden, onder wie jonge mensen.

De wijze waarop een archiefonderzoeker de informatie verkrijgt, speelt een rol in de snelheid en vermenigvuldigbaarheid: het kost aanmerkelijk minder tijd om digitaal informatie te kopiëren en te verspreiden dan om alles met een potloodje over te schrijven. Na de juridische vragen wachten de geschiedkundige en letterkundige vragen met betrekking tot het doel van het onderzoek. Besluit de onderzoeker-schrijver om historische, echte achternamen te publiceren?

De meeste amateuronderzoekers zullen niet willen publiceren. Hun staan private doeleinden voor ogen, zoals uitsluitsel over vermeend dader- of slachtofferschap. Zulke doeleinden zijn uiteraard legitiem en het geschiedenisonderzoek boekt er voortgang mee. De fouten uit het papieren archief moeten bijgevolg in het online archief verbeterd kunnen worden. Weliswaar is een aanklikbare ontsluiting gewenst, maar zij houdt niet noodzakelijkerwijs in dat het archief in de tijd stolt. In 1952 was het immers ook niet de bedoeling om de stand van zaken te bevriezen, laat staan dat er toen gedacht is aan publicatie en al helemaal niet aan een ontsluiting via internet.

Het zou goed zijn om het tastbare, papieren archief te bewaren als terugvalbasis, waarop het internetarchief verder op- en uitgebouwd kan worden, binnen de geldende beperkingen der Algemene Verordening Gegevensbescherming, met inachtneming van de wettelijke termijnen voor publicatie. Fouten kunnen bij het begin meteen en later ook gaandeweg hersteld worden, onder toezicht van een vaste commissie. Overigens is te hopen dat de papieren archieven bewaard blijven: menig instituut heeft in het verleden zijn papieren weggegooid, want “digitaal is het helemaal”. Helemaal niet dus. Maar dit terzijde.

Tot zover het recht, en dan nu het geweten met betrekking tot het nageslacht van daders of slachtoffers. Internet vergeet slecht: er hoeft er maar eentje een kopietje te trekken en … Dat vraagt om een leidraad hoe om te gaan met bepaalde unieke, weinig voorkomende namen, waaronder nog mensen leven. Wat te doen met oude verhaaltjes die geheel wel of half niet kloppen? Online bijltjesdagen zijn ongewenst. Als iemand online, zeker op een publiek open forum, een ander NSB’er noemt wegens vermeende (verre) familiebanden met een daadwerkelijk bestaand hebbende NSB’er, raakt dit mogelijkerwijs aan pesten, smaad, laster of belediging. Dat moeten de archiefonderzoekers en de schrijvers zich bewust zijn.

Fictieschrijvers zullen dikwijls zonder bezwaar verzonnen namen kunnen inzetten. Een roman of gedicht kan toe zonder historische kenbaarheid, tenzij iemand een scène wil schrijven over een beroemde NSB’er.


Nederlandsche Volksdienst affice (Wikipedia, open domein)

De Autoriteit Persoonsgegevens:
https://www.autoriteitpersoonsgegevens.nl/actueel/nationaal-archief-gewaarschuwd-om-online-openbaarmaking

Bronnen:
Affiche van De Nederlandsche Volksdienst op Wikipedia (open domein):
https://nl.wikipedia.org/wiki/Nederlandsche_Volksdienst#/media/Bestand:Hulppost_moeder_en_kind.jpg

De Autoriteit Persoonsgegevens waarschuwt:
https://www.autoriteitpersoonsgegevens.nl/documenten/formele-waarschuwing-nationaal-archief

Het CBG|Centrum voor familiegeschiedenis:
https://cbg.nl/over-het-cbg/organisatie/

Het Centraal Archief Bijzondere Rechtspleging (CABR) op nationaalarchief.nl:
https://www.nationaalarchief.nl/onderzoeken/zoekhulpen/centraal-archief-bijzondere-rechtspleging-cabr#collapse-1102

Het Centraal Archief Bijzondere Rechtspleging op oorlogvoorderechter.nl:
https://oorlogvoorderechter.nl/
https://oorlogvoorderechter.nl/over-het-project/

Wet overgang bijzondere rechtspleging:
https://wetten.overheid.nl/BWBR0002040/2020-01-01

Jan Pelgroms retortengraf

Eerst dacht ik dat het een komma was, maar het is een retort, een scheikundig instrument. Het beeld is gebeiteld op de deksteen van Jan Pelgrom Philipszoons graf in de Hooglandse Kerk te Leiden. Pelgrom had blijkens het grafschrift nog een appeltje te schillen met zijn voormalig werkgever, de universiteit:

Chemiekonst met gevaaren,
heb ik ruim dertig jaaren,
Beoefend en met vlyt,
Volvuurs, myn geestvermogen,
By nooit verveelend poogen,
Aan het RETORT gewyd.
’K heb ja, myn loon genooten,
’K zeg dit met dankbaarheid
Maar dat ik ben verstooten
Door de Universiteit,
Dat heb ik vaak beschreid.

Jan Pelgrom PHZ.
Overleden den 18
Begraven den 23
November 1801
Oud ruim 66 jaar

Meteen dacht ik aan persoonlijke vetes en tegenstellingen, wellicht wortelend in politieke tegenstellingen: ook in Leiden broeit het tussen prinsgezinden en patriotten aan de vooravond van de Franse Revolutie. De geboortedatum van Jan staat niet vermeld, maar het jaar valt te berekenen: 1735. Nu heb ik niet meer in een universitair werknemersarchief gezocht (als het nog bestaat), maar hij moet rond zijn vijfentwintigste levensjaar aangesteld zijn als dienaar in het laboratorium. Als hij wordt ontslagen in 1790 is hij 55.

Het proefschrift van Ronald Sluijter met de titel “Tot ciraet, vermeerderinge ende heerlyckmaeckinge der universiteyt: bestuur, instellingen, personeel en financiën van de Leidse Universteit, 1575-1812”, verschenen in 2004, meldt dat de dienaar van het chemisch laboratorium Jan Pelgrom is ontslagen wegens een arbeidsconflict met de prefect van het laboratorium en hoogleraar in de scheikunde, Florentius Jacobus Voltelen. Een conflict dat terug te brengen is tot de even banale als wezenlijke vraag: wie krijgt de entreegelden van de  lezingen? De professor of de assistent? – Daar hadden de hooggeleerde Votelen en de bediende Pelgrom toch uit kunnen komen, zou je denken. Daar moet méér aan de hand zijn geweest.

Zou het toch ook niet in de politiek sfeer hebben gelegen? Was Jan prinsgezind of patriot en Voltelen het omgekeerde? Aan de universiteit werkten zowel patriotten als prinsgezinden. De voorganger van Voltelen, Gaubius was lijfarts van de stadhouder en denkelijk dan ook prinsgezind, maar over Voltelens politieke gezindheid lees ik niets. Uit het grafschrift valt niet op te maken waarom hij nu verstoten is. Heeft Pelgrom niet kunnen voldoen aan Voltelens professionele maatstaf? Dat lijkt niet voor de hand te liggen met 30 jaar ervaring. Misschien heeft Jan de prefect tegengesproken, beledigd na een vraag om loonsverhoging; het kan.

Jan is met zijn bitter verhaal de eeuwigheid ingegaan. Voltelen was hem al voorgegaan.

Bronnen:
Ronald Sluijter: Tot ciraet, vermeerderinge ende heerlyckmaeckinge der universiteyt: bestuur, instellingen, personeel en financiën van de Leidse Universteit, 1575-1812. Uitgeverij Verloren, Hilversum, 2004.

Erik Halbe de Jong: Weldenkende burgers en Oranjeliefhebbers. Patriotten en Prinsgezinden in Leiden 1775-1795. Uitgeverij Verloren, Hilversum, 2014.

Voltelens levensschets op de Duitse Wikipedia:
https://de.wikipedia.org/wiki/Florentius_Jacobus_Voltelen

Vervolg Erdogans geiten

Böhmermanns hekeldicht blijft voorlopig in delen verboden, maar kan weer toegestaan worden, zodra het grondwettelijk getoetst wordt in hoogste instantie.

ANP/Nu.nl bericht dat delen van Böhmermanns hekeldicht verboden blijven. Scherper zou echter zou het zijn om te berichten dat sommige gedeelten, die betrekking hebben op het intieme en seksuele vlak waarvoor geen feitelijke onderbouwing bestaat (fellatio met schapen, seks met geiten, kinderporno, enz.) voorlopig, zolang er geen beroep aangetekend is bij de hoogste rechter, in casu het Bundesgerichtshof, niet publiekelijk herhaald mogen worden, zo blijkt uit de persmededeling van het Hanseatische Oberlandesgericht.

Bovendien staat een laatste gang naar de hoogste grondwettelijk toetsende rechter, het Bundesverfassungsgericht, eveneens nog open. Böhmermanns advocaat Schertz (Sic!: “Scherz” betekent scherts, grap) kondigde dan ook aan verder te procederen, omdat naar zijn mening de vrijheid der kunsten in het geding is.

Het is volgens advocaat Schertz niet juist om het gedicht in delen op te splitsen, omdat al die delen één geheel, één hekeldicht, binnen één uitzending zouden vormen. Aldus zou het niet juist zijn alle passages die een feitelijke onderbouwing missen, niét onder de uitzondering der kunsten te laten vallen.

Daarvoor is zeker wat te zeggen: talloze kunstuitingen zijn ontsproten aan de fantasie; zij missen naar hun aard een feitelijke, dat wil zeggen een door empirisch bewijs gesteunde onderbouwing. Sterker nog, zij maken helemaal geen aanspraak op enige journalistiek of natuurkundig gerapporteerde werkelijkheid; denkt u aan satire of ironie.

Böhringer Friedrich – Own work, CC BY-SA 2.5, https://commons.wikimedia.org/w/index.php?curid=4837515

Bovendien – de makers van het televisieprogramma wisten wat zij deden – is de context van Böhmermanns televisie-uitzending niet willekeurig gekozen. Böhmermann doet expliciet een beroep op de Freiheit der Kunst, de exceptio artis, de in Duitsland gecodificeerde grotere vrijheid der kunsten: hij kondigt aan, voordat hij het gedicht voordraagt, dat hij ter plaatse onderzoekt hoe ver de vrijheid van meningsuiting voor de kunsten reikt – en bekritiseert bovendien zichzelf, zij het op satirische wijze. Of zulk een aankondiging stand kan houden als beroep op de exceptio artis in de ogen van het Bundesgerichtshof zal blijken.

Als mij een gok toegestaan is: ja, die context en die aankondiging is voldoende sterk voor zulk een beroep, zelfs ook dan als het gaat om mogelijke gekwetstheid van de persoon Erdogan: hoge bomen vangen veel wind en moeten tegen een stootje kunnen, of dit nu een fantasiewind is of niet. Overigens, er is internet! What happens on the Internet stays on the Internet. – Erdogans geiten zullen nooit meer rustig grazen.


Het bericht van ANP/Nu.nl:
Gedicht over Erdogan van Duitse komiek blijft deels verboden
Gepubliceerd: 15 mei 2018 17:37
https://www.nu.nl/buitenland/5266955/gedicht-erdogan-van-duitse-komiek-blijft-deels-verboden.html#coral_talk_wrapper
Frankfurter Rundschau:
http://www.fr.de/panorama/boehmermann-gegen-erdogan-boehmermanns-schmaehkritik-bleibt-verboten-a-1506144Persmededeling van het Hanseatische Landesgericht:
http://justiz.hamburg.de/pressemitteilungen/11038250/prssemitteilung-2018-05-15-olg-01/

Mutti not amused

Böhmermanns hekeldicht voor Nederlanders

Jan Böhmermann is de Duitse Arjen Lubach: beiden presenteren een televisieshow waarin de grenzen van meningsvrijheid met kraaiend plezier onderzocht en bereikt worden. Donderdag 31 maart jl. maakte Böhmermann een nieuwe aflevering van ZDF NEO MAGAZIN ROYALE waarin hij een smaaddicht op de Turkse president Erdogan voorlas wegens diens ondemocratische regeerstijl en bovenmatige gevoeligheid voor kritiek.

Böhmermann op Erdogan
Naar aanleiding van dit smaaddicht deelde de persvoorlichter der Bondsregering op 4 april kort mee dat Merkel heeft gebeld met haar ambtsgenoot in Turkije. Beiden zouden het er eens over zijn geworden dat het ging om “bewust kwetsende teksten”, waarbij de bondskanselier wees op het feit dat de betreffende omroep al zijn consequenties getrokken had.

Het ZDF heeft inderdaad het hekel- of smaaddicht uit de online omroeparchieven verwijderd en heeft daarmee zelfcensuur toegepast, maar de vraag blijft of nu de redactie van het ZDF voor de Duitse regering buigt, of wellicht de Duitse regering voor de misnoegde reacties uit Ankara.

Dat het hier gaat om een opzettelijk gespeeld spel zijdens de redactie van het ZDF NEO MAGAZIN ROYALE ligt voor de hand: het is niet aannemelijk dat zij een justitieel onderzoek wegens belediging van een bevriend staatshoofd afwacht of een openbaar debat over publiek betaalde betamelijkheid, gelet op die ene en voornaamste internetwet dat alles wat je in het web gooit, daar blijft. — Altijd, ergens. De redactie kon ervan uitgaan dat iemand, ergens een kopietje zou maken.

Met juridische slimheid en retorische gevatheid droeg Böhmermann het gedicht voor als een ter plekke uitgevoerd onderzoek naar de grens tussen politieke satire en smadende kritiek. Het eerste is in elk geval grondwettelijk beschermd, het laatste zou — dat is de vraag — wellicht buiten deze bescherming vallen. Het eerste zou daarom wél, het tweede niét tot de opdracht van publieke omroepen behoren. De vloeiende grens tussen politieke satire en hekeldicht werd onlangs naar het oordeel van Erdogan overschreden in het liedje Erdowo, Erdowan, Erdogan, waarna de Duitse ambassadeur in Turkije ter verantwoording werd geroepen.

Hieronder volgt een losse vertaling van dit steentje des aanstoots. Het Duitstalige origineel volgt daarna.

Smadende kritiek
Dom, stom en laf, kurk in de kont,
loopt Erdogan als president in het rond.
Zijn geleuter stinkt enorm naar kebab,
Zelfs varkensstront ruikt beter dan die grap.

Hij is de man die graag meisjes slaat,
en daarbij zelf in latexmaskers staat.
Het liefst wil hij de geiten neuken,
en dan wat minderheden beuken,

Koerden kwellen, Christenen kastijen,
kinderpornootje d’rbij, om zich op te rijen.
Zelfs ’s avonds wil hij niet slapen,
maar fellatio met honderd schapen.

Ja, Erdogan is absoluut, geheel en al,
president met een bijzonder klein geval.
Elke Turk heeft het nieuwe lied al gefloten,
over de domme hond met de dorre kloten.

Van Ankara tot Istanboel is het idee,
deze man is zonder dollen supergay.
Een vlooienbaal, pervers en zoöfiel,
noem hem gerust: Recep Fritzl Priklopil*.

Het hoofd leeg, de ballen zonder zaad,
een ster die naar elke gangbang gaat,
tot zijn pik vol zweren leert: impotent.
Dat is Recep Erdogan, de Turkse president.

* Recep Fritzl Priklopil is een verhaspeling, waarin de voornaam van de Turkse president met de achternamen van twee beruchte zedenschenders wordt samengevoegd: Josef Fritzl en Wolfgang Priklopil.

Schmähkritik
Sackdof, veige und verklemmt,
ist Erdogan der Präsident.
Sein Gelöt stinkt schlimm nach Döner,
selbst ein Schweinefurz riecht schöner.

Er ist der Mann der Mädchen schlägt,
und dabei Gummimasken trägt.
Am liebsten mag er Ziegen ficken,
und Minderheiten unterdrücken,

Kurden treten, Christen hauen,
und dabei Kinderpornos schauen.
Und selbst abends heißt’s statt Schlafen
Fellatio mit hundert Schafen.

Ja, Erdogan ist voll und ganz,
ein Präsident mit kleinem Schwanz.
Jeden Türken hört man flöten,
die dumme Sau hat Schrumpelklöten.

Von Ankara bis Istanbul,
weiß jeder dieser Mann ist schwul,
pervers, verlaust und zoophil:
Recep Fritzl Priklopil.

Sein Kopf so leer, wie seine Eier,
der Star auf jeder Gang-Bang-Feier.
Bis der Schwanz beim Pinkeln brennt,
das ist Recep Erdogan, der türkische Präsident.

Bronnen:
– Het weggekuiste fragment:
http://www.liveleak.com/view?i=932_1459531349
– De verklaring van de persvoorlichter inzake het hekeldicht: https://www.bundesregierung.de/Content/DE/Mitschrift/Pressekonferenzen/2016/04/2016-04-04-regpk.html
– De Frankfurter Allgemeine Zeitung:
http://www.faz.net/aktuell/politik/ausland/europa/tuerkei/angela-merkel-haelt-boehmermanns-erdogan-gedicht-fuer-verletzend-14160031.html
– Die Welt:
http://www.welt.de/politik/ausland/article153972141/Merkel-spricht-mit-Davutoglu-ueber-Boehmermann.html– Tagesspiegel:
http://www.tagesspiegel.de/politik/praesidentenbeleidigung-im-zdf-wer-angst-vor-pointen-hat-sollte-keine-witze-senden/13394378.html

Nagekomen bericht: Na publicatie van deze vertaling maakte de Tagesspiegel bekend dat het Openbaar Ministerie te Mainz een onderzoek naar een strafrechtelijke vervolging van Böhmermann instelt wegens belediging van een bevriend staatshoofd. Pikant is daarbij dat de bondskanselier de teksten nu al als “bewust kwetsend” heeft bestempeld, waarmee zij een juridische afweging maakt. Tegelijkertijd echter benadrukte zij de grondwettelijk gegarandeerde meningsvrijheid.

Ik verwacht niet dat de persoon Böhmermann uiteindelijk strafrechtelijk wordt vervolgd: de achterliggende maatschappelijk-juridische vraag naar de wat binnen de grondwettelijk omschreven opdracht van “openbare omroepen” is namelijk formeel het kader én het thema van de scène waarbinnen het gedicht voorgedragen werd. Deze vraag wilde Böhmermann hardop stellen naar aanleiding van de nu in Duitsland steeds breder gedragen behoefte aan publieke omroepen, die op grotere afstand staan van politieke leiding.

De zeer populaire Böhmermann heeft niet zomaar een scheldkanonnade voorgedragen, maar een tekst voorgelezen die hij introduceerde als een onderzoek naar de satirische reikwijdte van wat op publieke zenders gezegd mag worden; het was naar de vorm een speels onderzoekje naar en commentaar op het door politici terloops geformuleerde verschil tussen satire en hekeldicht, in het internettijdperk.

Formeel ontbreekt daarmee het oogmerk om te beledigen, maar is het een kritische kunstuiting, die allereerst beoogt een bijdrage te leveren aan het debat over een nieuw te regelen omroepvrijheid in Duitsland, waarbij en passant de niet te loochenen autoritaire regeringsstijl van Erdogan bekritiseerd wordt in overduidelijke hyperbolen (“fellatio met honderd schapen”). Voor zulke uitingen geldt de exceptio artis (de juridische uitzondering van en voor de kunst), eveneens grondwettelijk beschermd, waarom naar verwachting een daadwerkelijke strafrechtelijke vervolging, laat staan veroordeling, niet zal slagen.

Instant gram Royal 1930

Een gedicht op de schrijfmachine in het web — een tijdsbeeld anno 2016.

Het volgende schijnt helemaal het nieuwste te zijn. Nou…! Dan kán ik natuurlijk niet achterblijven. Iets op de tikmachine schrijven en daarvan een foto maken en deze op het web zetten.

Royal 1930Mijn schrijfmachine is een laptop avant la lettre: een “Royal” uit 1930, in een koffertje. Het betreft het zogenaamde “tweede model” en nadien is er eigenlijk geen technische verbetering in de mechanische tikmachine doorgevoerd die het noemen waard is. Mijn Royal slaat een fraaie letter, die misschien op het eerste gezicht wat lijkt op “Garamond” of “Times New Roman”, maar op het tweede gezicht op geen enkel nieuw lettertype lijkt: het is een stoere rechttoe-rechtaan-letter; computerletters hebben meer schreven en meer variatie in de lijndikte. *

Op de tikmachine varieert de afstand tussen de letters, de hoogte tussen de letters, én de druk waarmee de letters op het papier geslagen worden. Fouten zijn onherroepelijk fouten en kunnen alleen verholpen met doorlakken, door-x-en of afplakken. Het gevolg is dat de tiktekst danst, danst als unicaat: niemand kan het precies zo wéér doen, zelfs niet op dezelfde machine. Ergo, zie hieronder! Klik op de tekst en vergroot hem; afwijkingen in het beeldritme zijn haarscherp.

Instant gram

VERKLARENDE WOORDENLIJST:
– Instagram: fotodeelprogramma met profieltjes; veel geblaat, weinig wol.

– gram: kort voor gramschap; wrokkend kokende wrevel en gerechtvaardigde woede.

– Vroom en Dreesmann: een warenhuis dat uiteindelijk in de handen van een buitenlands geldmakersgroepje de adem uitblies, nadat de familie de aandelen allang verkocht had.

– Metz & Co: een werkelijk exclusief warenhuis met serviezen en haute couture, voor een dagje “uit”, in een prachtig eclectisch pand van rond 1900 op het hoekje van de Keizersgracht met de Leidsestraat te Amsterdam. Het mikte op het grootburgerdom en dan met name zijn vrouwelijke representanten. Het valt nauwelijks te loochenen dat aan het afglijden en uiteindelijk verdwijnen van zowel Metz & Co als Maison de Bonnetrie (zie hieronder) maatschappelijke veranderingen vooraf gingen, waardoor de clientèle slonk.

– Maison de Bonnetrie: een warenhuis dat tot de millenniumwende haast sereniteit uitstraalde. Daarna ging het bergafwaarts: muzak klonk tussen de schappen waarin de merkproducten bulkten. — Het was gedaan met “goedenmiddag meneer, mevrouw”.

– Old Spice: een straf geurtje dat in de jaren veertig en vijftig stoer en fris was en daarom in de jaren zestig en zeventig oud en verkalkt. Inmiddels kent niemand het meer en zal het daarom alleen al weer helemaal hip zijn.

– de haan op de cornflakes van de firma Kellogg’s: cornflakes, gepofte maissnippers, zaten altijd in een doos met een olijke haan erop geschilderd en dat al zolang de schrijver dezes zich heugen kan. De haan is wegens een verkoopactie opeens weg! En niemand heeft mij wat gevraagd. Nu ziet niemand meer de cornflakes in een oogopslag. — Beeldmerkhanen dienen behouden.

– Playboy: een blad dat het burgerdom niét op de huiselijke leestafel had liggen, maar tot in de jaren tachtig wel in menige door mannen beslapen kamer aanwezig was. Het wilde uitstijgen door de wijze waarop vrouwen werden gefotografeerd, waarin het slaagde. Het mag evenwel “typisch” heten dat de vrouwelijke tegenhanger, de “Playgirl”, nimmer een grote afname gevonden heeft. — Let wel, typisch, niet opmerkelijk.

– stopwol: wol van sterke kwaliteit in kleine hoeveelheden op kaartjes om truien of sokken, enz. te repareren. Het repareren van kleren raakte uit de mode, omdat kleding zo goedkoop werd. Dat is een vergissing: voor elk goedkoop truitje sterft een kind, maar dat weten de mensen niet.

– retro: een te vaak gebruikt woord of voorvoegsel: retro-eten, retro-films, retro-kleding. Alles wat oud lijkt, al is het dat niet, noem je retro en dan is het meer waard. Als het echt oud is, en sleets, dan noem je dat “vintage”. Nog erger kan ook: voor de verkoop verouderde spullen. Dat heet kitsch.

– groene zeep / zachte zeep: vriendelijk ruikende huishoudzeep om bijvoorbeeld vloeren mee te boenen en de was voor te weken. Het is een rotstreek om een product een andere naam te geven, zelfs dan als de naam niet meer overeenstemt met de werkelijke inhoud. Zo werd de groene zeep minder groen omdat haar bereidingswijze veranderde, maar als iedereen van groene zeep blijft spreken, is het reuze vervelend als zo’n betweterige zeepzieder opeens denkt van “zachte zeep“ te kunnen spreken. Dat recht heeft hij niet, althans zou het niet moeten hebben, want elke verandering op zich betekent ergernis.

– palm(-olie): een goedkope grondstof waarvoor het hele Indonesische oerwoud gekapt wordt. Het zit in zeep, drop, pizza, enz. Het is eigenlijk een surrogaat, want eigenlijk wil je echte boter, echte zeep, enz. Het lijkt goedkoop, maar voor elke palmboom sterft een orang-oetang. Maar dat weten de mensen niet. Dus dan is het goed. Ofzo.

– tinderen: Tinder is een tijdrovend fotospelletje op de mobiele rekenaar (ook wel “mobiele telefoon” genoemd) dat de zucht naar die ene liefde belooft te bevredigen. Binnenkort afkickprogramma’s bij de Jellinekkliniek.

———–
* Een typograaf heeft mij “zachtaardig op de vingers getikt” wegens de vergelijking van Royal met Times New Roman en Garamond, omdat de Royal tot “een geheel andere categorie lettertypen behoort; namelijk een niet-proportionele, oftewel monospaced-lettertype.” Het verschil is dat bij dit lettertype de letters (en in de regel de ruimte tussen de letters) vastligt, zodat er geen grote verschillen in de tussenruimtes ontstaan. En er is zelfs een pagina, waarop je de letter kunt binnenhalen voor de rekenaar! Hoera!:
http://site.xavier.edu/polt/typewriters/royalquietdeluxe.html

 

Schmidts Visionen, Ruttes visie

Schmidts Visionen waren niet Ruttes visie.

Oud-bondskanselier Helmut Schmidt, een breed ontwikkelde mens met hart, mond en intellect, staatsman en liefhebbende echtgenoot, kortom een “mensch” in elk opzicht, is op 10 november jongstleden overleden. Enkele uren na zijn dood meldt de NOS dat Schmidt eens verklaarde dat “mensen met een visie naar de dokter moeten” – blijkbaar de vertaling van de aan Schmidt toegeschreven uitlating “Wer Visionen hat, soll zum Arzt gehen.”

Hee, dat ken ik! Nederland vernam in 2013 van zijn eerste minister soortgelijks, toen deze op de H.J. Schoo-lezing verklaarde dat “visie als de olifant is die het uitzicht belemmert”. De onvermijdelijke verbinding van beide uitspraken die de lezer in de Nederlandse context maakt, werpt de vraag op: waren Schmidts “Visionen” hetzelfde als de door Rutte ongewenste “visie”? Het antwoord is een duidelijk neen! Wat haalt de NOS zich toch allemaal in het kopje om zulke anachronistische vergelijkingen op te schrijven? Waarom?

Wat zei de heer Schmidt dan wél precies en hoe is die uitspraak te begrijpen? Dat heeft ook het Duitse St.-Ursula-Gymnasium in Attendorn zich in 2009 afgevraagd. Het schreef de heer Schmidt een brief, die iedereen kan aanklikken in het wereldwijde web, en de heer Schmidt antwoordde bondig.

De school vraagt Schmidt of het klopt dat hij “Wer Visionen hat, soll zum Arzt gehen” heeft gezegd. Kunt u zich dat nog herinneren, geachte heer Schmidt? In welke context? En is het nog steeds van toepassing op politici? Het korte en duidelijke Schmidtiaanse antwoord: Nee, ik kan het mij niet meer goed herinneren; het sloeg in elk geval niet op Willy Brandt. Het citaat komt waarschijnlijk wel van mij, maar ik weet niet meer in welke context ik mij over “Visionen” heb uitgelaten. En ja, het is nog steeds van toepassing op politici.

Source: Verteidigungsminister Helmut Schmidt Author: Bundeswehr-Fotos Wir.Dienen.Deutschland. © Bundeswehr/Archiv

Volgens het tijdschrift Der Spiegel zou Schmidt dit tijdens de verkiezingsstrijd van 1980 over zijn toenmalige tegenstander Willy Brandt gezegd hebben. De vroegste vermelding van het citaat is echter pas in 2002 te vinden en niet in 1980. Het zou dus zomaar kunnen zijn dat De Spiegel de uitspraak Schmidt in de mond legt. Het kan ook zijn dat Schmidt iets dergelijks heeft gezegd, maar een citaat zonder directe bronvermelding is niet zo sterk, en zelfs dan niet als de vermoedelijke bedenker zich meent te herinneren dát hij zoiets gezegd heeft, want mensen, en politici bij uitstek!, zeggen heel, heel, heel veel en kunnen zich na 22 jaar zeker niet alles precies herinneren.

Maar dan het belangrijkste punt! Wat betekent dit vermeende citaat? Wat staat hier? Er staat niét, ik herhaal, er staat niét dat mensen met een visie naar de arts moeten gaan. Weliswaar kan een “Vision” een toekomstvisie zijn, maar dan toch vooral van mensen die bevangen worden door droombeelden. Enerzijds vallen onder “Vision” letterlijk en overdrachtelijk vertekende beelden, namelijk hallucinaties door ziekte of bovennatuurlijke verschijningen, anderzijds kan het een toekomstbeeld volgens bepaalde maatschappelijke verwachtingen inhouden. Het woord “Vision” dekt dus zowel de begrippen “visioen” als “toekomstvisie”, maar heeft zelden een neutrale betekenis waar het woord “Zukunftsbild” zich aandient. Bovendien duidt het meervoud eerder op “visioenen”.

De Duitse zin betekent dan ook: wie waan- of droombeelden heeft, moet naar de dokter.

Dat de NOS niet binnen een paar uur op deze nuance kan komen, zij haar vergeven! Dat zij nog onrijpe geestesvruchten op het web zet, niet. Het is inadequaat om Schmidt met terugwerkende kracht eenzelfde uiting te laten doen als Rutte: de tijden zijn niet alleen anders, de uitlatingen verschillen inhoudelijk.

Schmidt zelf oordeelde zelf in 2010 in Die Zeit dat de vermeende uitspraak “eine pampige Antwort auf eine dusselige Frage” was – een lomp antwoord op een vage vraag. Reden te meer om een vermeend citaat zónder duidelijke bronvermelding, niet op te nemen; zeker niet in een onnauwkeurige vertaling, die een verkeerd tijdsbeeld oproept.

Actualisering 14 januari 2018: Zijne Excellentie de mp plaatst in het tv-programma Buitenhof zijn visie-uitspraak in het kader van de tegenstellingen uit de jaren zeventig en wijst erop dat hij wel degelijk een visie heeft. Over een artsenbezoek laat de mp zich niet uit. Na drie minuten:   https://www.vpro.nl/buitenhof/speel~VPWON_1283462~mark-rutte~.html 


Bronnen:
1. Het NOS-bericht “Helmut Schmidt: gerespecteerd als der Macher”:
http://nos.nl/artikel/2068254-helmut-schmidt-gerespecteerd-als-der-macher.html
2. Het Sint-Ursula Gymnasium schrijft een brief aan Helmut Schmidt:
http://sowi.st-ursula-attendorn.de/tp/tpsmid01.htm
3. De eerste vermelding van het citaat in Der Spiegel:
http://www.spiegel.de/spiegel/print/d-25554378.html
4. Helmut Schmidt overpeinst het slechte antwoord:
http://www.zeit.de/2010/10/Fragen-an-Helmut-Schmidt/seite-4

Relevante tekstpassages uit bovengenoemde bronnen:
1. NOS-bericht:
‘Protestpolitici’
Ondanks zijn hoge leeftijd was de elder statesman nog regelmatig te zien in tv-programma’s en bij congressen van de sociaal-democraten. Binnen de SPD bleef hij enorm populair.
De Hamburger werd gezien als een nuchtere pragmaticus, die een broertje dood had aan ‘protestpolitici’ die waren voortgekomen uit de studentenbeweging. Mensen met een visie adviseerde Schmidt “om naar de dokter te gaan”.
2. Brief Gymnasium:
(1) Geht das Zitat “Wer Visionen hat, soll zum Arzt gehen” tatsächlich auf Sie zurück? (Angeblich haben Sie es im Bundestagswahlkampf 1980 auf Willy Brandt bezogen.)
(2) Falls ja: Erinnern Sie sich noch, in welchem Kontext Sie diese Aussage gemacht haben? Wurde sie eventuell aus dem Zusammenhang gerissen?
(3) Würden Sie heute (unabhängig davon, ob Sie der Urheber des genannten Zitats sind) auf die Frage, ob Politiker Visionen haben müssen, ebenfalls auf den Gang zum Arzt verweisen – oder würden Sie die Antwort aufgrund Ihrer derzeitigen politischen Erfahrungen modifizieren?
Wir würden uns sehr freuen, wenn Sie uns hierzu Auskunft geben könnten.
In der Hoffnung auf Ihre Antwort verbleiben wir
mit freundlichen Grüßen
Anna Carla Kugelmeier
—-
Sehr geehrte Frau Kugelmeier,
besten Dank für Ihren Brief vom 30. Januar. Zu Ihren Fragen:
(1) Das Zitat geht auf mich zurück. Ich habe es damals aber nicht mit Blick auf Willy Brandt formuliert.
(2) Ich erinnere mich nicht mehr an den Kontext, in dem ich mich über Visionen geäußert habe. Das Zitat wurde bestimmt des Öfteren aus dem Zusammenhang gerissen zitiert.
(3) Das Zitat gilt auch heute, es bezieht sich damals wie heute auf Politiker.
Mit freundlichen Grüßen
Helmut Schmidt

Der Briefwechsel datiert auf den 30.1. bzw. 26.2.2009.
3. De eerste vermelding van het vermeende citaat:
Doch die Bürger störte das alles nicht. Schmidt profilierte sich im folgenden Jahr im Kampf gegen den RAF-Terror und wurde 1980 trotz eines pomadigen Mottos – “Wer Visionen hat, soll zum Arzt gehen” – im Amt bestätigt.
4. Helmut Schmidt betreurt het antwoord:
ZEITmagazin: Wenn man Ihnen so zuhört, könnte man meinen, Sie hätten eine Vision. Dabei haben Sie doch mal gesagt: Wer Visionen hat, sollte zum Arzt gehen.
Schmidt: Diesen Satz habe ich ein einziges Mal gesagt, er ist aber tausendfach zitiert worden. Einmal hätte genügt.
ZEITmagazin: Wie ist er überhaupt in die Welt gekommen?
Schmidt: Das weiß ich nicht mehr. Wahrscheinlich habe ich ihn in einem Interview gesagt. Das muss mindestens 35 Jahre her sein, vielleicht 40. Da wurde ich gefragt: Wo ist Ihre große Vision? Und ich habe gesagt: Wer eine Vision hat, der soll zum Arzt gehen. Es war eine pampige Antwort auf eine dusselige Frage.

Duitslands hereniging op de Nederlandse radio

Het laatste half uur van de uitzending van 2 op 3 oktober 1990 van “Met het Oog op Morgen” van de NOS: een reportage van de officiële festiviteiten te Berlijn in het kader van de Wiedervereinigung. Verslaggevers ter plaatse becommentariëren wat zij zien, geven nadere uitleg en vragen voorbijgangers naar hun gedachten op dit historische moment. Met dank aan de NOS en Met het Oog op Morgen.

2 oktober 1990, 23:55 u. De radionieuwsdienst van het ANP meldt: “Over enkele minuten bestaat de DDR niet meer en is er weer één Duitsland.” Nederland staat dan op het punt om naar bed te gaan, Hilversum heeft de televisie-uitzendingen voor die dag gestaakt. Het ophanden zijnde moment der Duitse hereniging, de Wiedervereinigung, om middernacht is geen reden om de Nederlandse natie de bedrust te onthouden: ’s nachts slaapt men.

Wel verlengt het radioprogramma Met het Oog op Morgen zijn uitzending met een extra half uur, waarin het moment om en nabij de Brandenburgse Poort gevangen wordt. Ik schakel in en druk op de knop record.

Vuurwerkgeknal, gedrang, president Richard von Weizsäcker spreekt een korte wens uit:
„In freier Selbstbestimmung wollen wir die Einheit und Freiheit Deutschlands vollenden. Für unsere Aufgaben sind wir uns der Verantwortung vor Gott und den Menschen bewußt. Wir wollen in einem vereinten Europa dem Frieden der Welt dienen.“ Het koor heft het derde couplet van het Duitslandlied aan.

Op school hangt in die dagen een lauwe nieuwsgierigheid: de Wiedervereinigung is zeker niét het gespreksonderwerp van de dag voor adolescenten. Of nu van zo’n herenigd groot Duitsland geen gevaar uit zou gaan… De stemmen zijn verdeeld. Bij spreekbeurten tekenen leraren kritisch en, naar achteraf blijkt, terecht aan dat Kohl een te optimistisch kostenplaatje van de hereniging schetst. Blijkbaar lezen leraren in die dagen de Volkskrant nog trouw, waarin Jan Blokker op 29 september schrijft dat de Duitsers goed zijn in het “umdenken”.

Hanneke Groenteman refereert in haar gesprek met Bert Tichelaar aan dit artikel en vat het samen met “zwenkingen en slaloms in het denken, zeker ook met de Oost-Duitsers, zal ik maar zeggen.” Tichelaar noemt als voorbeeld de schrijfster Christa Wolf en noemt het begrip voor deze mensen, die zich gedrongen zien om van politiek standpunt te wisselen: Wendehälse.  Ik weet niet zeker of het begrip “draaikonten” hier past.

Of het socialisme in de DDR ook niet goede dingen heeft gebracht, en het kind nu niet met het badwater weggegooid wordt, wil Groenteman weten. Tichelaar noemt de veelal geroemde kinderopvang en de positie van de vrouw binnen de DDR. “Alles werd vroeger geleid en geregeld. Alles kwam vroeger voor elkaar.” Blijkbaar had ook Tichelaar nog niet de omvang van de dictatoriale laagheid begrepen, waarmee de DDR haar burgers in een dagritme dwong.

Wouter Kurpershoek meldt de blijde verwoesting van grensovergang Check Point Charlie, Henk Glimmerveen meldt op de valreep de geboorte van de anarchistische republiek “Utopia”, waarna de verbinding met Berlijn verbroken wordt.

Het Oog draait zijn herkenningslied “Gute Nacht Freunde”, bij uitzonding alle coupletten.

Het cassettebandje stopt: meer dan een half uur geluid kan niet op een kant. Oktober 2013: de reportage staat op Youtube op: http://www.youtube.com/watch?v=vGK8o072TnQ
U hoort:
– Hanneke Groenteman in de studio in Hilversum;
– Jan van Loenen bij het Rijksdaggebouw in Berlijn-West;
– Bert Tigchelaar, verslaggever in een radiowagen in Oost-Berlijn;
– Wouter Kurpershoek, verslaggever ter plekke;
– Henk Glimmerveen, per telefoon uit Berlijn.

Open brief aan Marjolijn van Heemstra

Marjolijn van Heemstra schets in én samen met de figuur van Garry Davis de problemen van mondiaal personenverkeer, waarbij zij de ontologische vragen naar het werkelijkheidsgehalte van nationale mythen schampt, de rechtvaardigheid van geboorte en toeval onderzoekt, en de zin om je te verzetten aansteekt. Een antwoord.

Onlangs name een goede vriend mij mee naar de voorstelling “Garry Davis” van Marjolijn van Heemstra.  U moet ook gaan. Wij allebei waren verrast en ontroerd door de voorstelling; de terugweg naar huis bleek te kort om “even” de aangeroerde problematiek te bespreken. Marjolijn schetst in én samen met de figuur van Garry Davis de problemen van mondiaal personenverkeer, waarbij zij ontologische vragen naar het werkelijkheidsgehalte van nationale mythen schampt, de rechtvaardigheid van geboorte en toeval onderzoekt, en de zin om je te verzetten aansteekt. Kom daar dezer dagen nog maar eens om! Hieronder volgt in een open brief een antwoord op Marjolijns voorstelling.

Beste Marjolijn, dear Mr. Davis,

Met John Lennon zing je “Imagine there’s no countries. It isn’t hard to do. Nothing to kill or die for. And no religion too. Imagine all the people living life in peace.” Mijn probleem is niet dat ik geen fantasie heb, maar dat mijn fantasie op hol slaat! Ik kom uit op de vaststelling dat, indien er geen landen waren, de mensen nóg niet in vrede met elkaar zouden leven.

Sterker nog, ik denk dat het begrip “land”, in de zin van natie, maar ook sociale groep daarbinnen, onderdeel is van een besef van eigen identiteit. Een besef dat voor veel mensen juist zinvol is, of wij h

et nou prettig vinden of niet. Juist dat besef van eigen identiteit is voor velen een reden om in de praktijk van alle dag niét te doden of ten strijde te trekken, want, en dat beseffen de meeste mensen niet, deze identiteitsonderdelen zijn rekkelijk: zij worden persoonlijk ingevuld, ook zelfs dan, als zij ontkend worden.

Zijn wij het niet die hier en nu de vrijheid hebben om land en religie te ontkennen?

Dat de vrede op aarde sinds mensenheugenis maar niet wil uitbreken, is tragisch en waarschijnlijk te wijten aan de mens op zich: Kaïn sloeg Abel dood, Romulus Remus. De condition humaine is broos en schrijnend. Soms, nou eigenlijk redelijk vaak, overvalt mij schaamte wegens mijn lidmaatschap van de vereniging “mensdom”. Jou zal het ook zo vergaan.

En het ergste van alles is dat wij, jij en ik, en al die anderen hier in den ondermaanse, er niet om hebben gevraagd! Wij hebben niet gevraagd om geboren te worden. Wij hebben er niet om gevraagd om hiér en nú geboren te worden. Wij hebben er niet om gevraagd om ons alle rechten en plichten van het Nederlanderschap, van het Europeaan-zijn, te geven. Wij hebben dat allemaal gekregen. Ongevraagd. Ik zeg niet of dat terecht of onterecht is; ik zeg dat dat zo is.

Je ontbloot dit bevreemdende, hoogste zelden bewust genoemde feit in de figuur van “Marie uit Drenthe”, met wie wij, in de Randstad, wél belasting betalen en met een andere mens buiten de EU niet. Het is bevreemdend, omdat de Nederlandse identiteit en dan ook de belastingband met Mien “verzonnen” is. Ja, maar nee! Kijk, hoe sterk of slap ook de onderlinge samenhang en solidariteit binnen de landsgrenzen op “verzinsels” over de eenwording van de Nederlandse natie rust, in de praktijk van alledag is dat wat jij “verzinsel” noemt, zó reëel, dat de meeste mensen zondermeer zijn werkelijkheid aannemen, althans zo handelen alsof de vraag naar het kunstmatige, naar het verzinsel van een natie nooit is gesteld. Daarmee alleen al is in de praktijk van alledag de Nederlandse staat binnen de EU werkelijkheid.

“Marie uit Drenthe” is even werkelijk is als de nationale belastingplicht en je mag hopen dat Marie even zinnig nadenkt als wij, maar zeker weten doen wij dat niet. Dat hoeft ook niet: wij hoeven niet van Marie te houden. Er is geen wet die zegt, gij zult van al uw landgenoten houden. Wel rust op Marie en ons hetzelfde pakket rechten en plichten en dát, dat is al heel wat. Dat is eigenlijk verbazingwekkend veel.

Wij zijn tegen dank of ondank erfgenamen van onze voorouders, die ons bepakken met rechten en plichten. Is dat moreel juist? Deze vraag onderzoekt het wezen van erven én het toevallige karakter daarvan. Dat is een zelden gestelde vraag.

Wel, het staat ons vrij het ongevraagde geschenk niet aan te nemen: we kunnen weggaan, als de band te knellend wordt. We mogen onze ouders achterlaten. We mogen iedereen in de EU, met wie wij een belastingtechnische band hebben, achter ons laten. Wat dacht je van Suriname? Maar misschien toch maar niet al te snel. Ik niet in elk geval. Is het moreel juist dat wij, geboren Nederlanders, Europeanen, bevoorrecht zijn ten opzichte van de rest van de wereld? Ik denk dat het toeval om ergens op een bepaalde tijd geboren te zijn op zich amoreel is, omdat wij niet bij een goddelijke, voorgeboortelijke wet uitverkoren zijn. Maar! Dat domme erffeit en de daarmee ontegenzeggelijk samenhangende ongelijkheid in de wereld, in welvaart en kennis en macht, geeft ons een dure plicht mee. Die plicht is om te zorgen voor en samen te werken met onze medemens, ook buiten de EU. In ieders belang: lucht en water storen zich niet aan staatsgrenzen.

Die plicht houdt niet in dat wij onze geschiedenis moeten vergeten. Zij zegt niet dat wij onze landen en onze in sommige gevallen vergeten religies zomaar moeten opheffen. En dat zag ik wel in de voorstelling: een pleidooi voor afschaffing van alle nationaliteiten en opheffing van alle staatkundige eenheden. Ik denk dat als we als anarchisten dat morgen écht zouden doen, als we daadwerkelijk alle muren van vandaag op morgen slechten, we weg zijn, omdat dan niet alleen alle dichte, maar ook open deuren wegvallen. En daarna vallen de huizen om, als ze geplunderd worden.

Je sprak over “Fort Europa” – alsof hier niemand ooit meer naar binnen komt. Dat is feitelijk onjuist: er gaan wel degelijk mensen naar binnen en naar buiten. Natuurlijk zijn er misstanden in de verschillende wetten en procedures, maar zonder deze ambtelijke narigheid werd de vervulling van de morele plicht die onze bevoorrechte geboorte ons óók meegeeft, onmogelijk.

Met veel landen buiten de EU wordt handel gedreven; dat kan ook eerlijk. Praktische voorbeelden: niet kiezen voor goedkope kleren, geen slavenkoffie, geen uitbuiting van rechtelozen. Ik ben blij dat er nu eindelijk een begin gemaakt met een grote elektriciteitsindustrie in Noord-Afrika. Eindelijk.

Als mede-erfgenaam van Europa, maar vooral als mens vind ik dat we goed moeten zorgen voor onze planeet en medemens. En dat vind ik ondanks het feit dat ik mijn medemens soms niet uitstaan kan, omdat velen het slechtste of domste doen. Ik weet echter dat ik mij over die weerstand, die aarzeling voor mijn medemens heen zetten moet, omdat ik zelf deel uit maak van deze corrupte soort “homo sapiens”. Hier sta ik, ik kan niet anders.

Wellicht was de planeet zonder de mens beter af geweest: Imagine there’s no people. It isn’t hard to do. No humans to kill or die for. And no civilisation too. Imagine all animals living life in peace.

Je mede-aardbewoner bij toeval,
met innige groet,
Emile