Kafka in het Torentje

“Mijn bron is vertrouwelijk!”, aldus de minister-president in demissie, 1 april 2021, toen hij kond deed van een bericht over verslagen die nog niemand had gezien. De pre-in-formateurs stelden daarna in eenparige samenzang dat zij zich de door henzelf gevoerde gesprekken niet zó herinnerden, zoals de notulisten deze hadden vastgelegd. Wie bericht het Torentje, vraag ik. Wie maakt de verslagen? Wie accordeert wat, en wanneer, en hoe, in wiens naam? En wie maakt er melding van, aan wie, wanneer?

In Kafka’s roman “Das Schloss” is er mythische plaats in een dorp, waar alles besloten wordt: het Slot, de Torens, het Kasteel der Macht. De meeste dorpsbewoners zijn, niettegenstaande hun bewondering voor het Slot, nog nooit zelf in het Slot geweest. Welbeschouwd heeft nooit iemand daar iemand zien uit- of ingaan, al spreekt iedereen voortdurend over ene meneer Klamm, die, naar verluidt “via-via”, wél toegang heeft tot dat Slot. Voortdurend fluisteren de dorpelingen vaag over hun contacten met deze Klamm, zetten zelfs anderen daarmee onder druk. Insinueren en marchanderen is hun tot levensstijl geworden: slechts het enkele, gefluisterde, gesuggereerde feit dat iemand de mythische Klamm kent, maakt iemand machtig. Niet dat deze machtsfluisteraars ooit deze Klamm echt zelf in levenden lijve gezien of gesproken …

Wie heeft toegang tot het Haagse Torentje of de andere gebouwen der Tweede Kamer? Wie schrijft of zegt dáár wat, wie maakt er de aantekeningen en wie tekent voor de juiste weergave van deze aantekeningen? Het bestaan van de Haagse notulisten kennen we alleen van horen zeggen; maar in wiens naam, op welke wijze leggen zij iets vast en mag dat opgevraagd worden?

Naar verluidt ziet de zaal waar beslissingen in het Slot genomen worden er als volgt uit: “Vooraan, dichtbij de lessenaar, staan lage tafeltjes, waaraan klerken zitten, die, als de ambtenaren het maar wensen, het hun gedicteerde vastleggen. Altijd verbaast Barnabas [Barnabas: boodschapper van Klamm – EvB] zich erover, hoe dat precies verloopt. Er komt geen uitgesproken bevel van de ambtenaar, er wordt ook niet hardop gedicteerd; welbeschouwd merkt men het nauwelijks dát er gedicteerd wordt. Het is eerder zo dat de ambtenaar schijnt te lezen, zoals voorheen, behalve dan dat hij daarbij ook nog fluistert, en de klerk vangt dat al horende op. Dikwijls dicteert de ambtenaar zó zachtjes dat de klerk het zittend helemaal niet horen kan, maar moet opspringen om het gedicteerde op te vangen, waarna hij snel moet gaan zitten om het op te schrijven, waarna hij weer moet opspringen enzoverder. Hoe merkwaardig dat is!”

            De onbekende klerk meldt en schrijft uit zichzelf alles op wat hij denkt te horen. Hij springt op en gaat zitten, op vermeend bevel, en niemand kent hem. – Hoe handig!


Originele tekst:  „Vorn, eng  am  Stehpult,  sind  niedrige  Tischchen,  an  denen  Schreiber  sitzen,  welche,  wenn  die Beamten es wünschen, nach ihrem Diktat schreiben. Immer wundert sich Barnabas, wie das geschieht. Es erfolgt kein ausdrücklicher Befehl des Beamten, auch wird nicht laut diktiert, man merkt kaum, daß diktiert wird, vielmehr scheint der Beamte zu lesen wie früher, nur daß er dabei auch noch flüstert, und der Schreiber hört’s. Oft diktiert der Beamte só leise, daß der Schreiber  es  sitzend  gar  nicht  hören  kann,  dann  muß  er  immer  aufspringen,  das  Diktierte auffangen, schnell sich setzen und es aufschreiben, dann wieder aufspringen und sofort. Wie merkwürdig das ist!“[1]


[1] Bron: https://www.odaha.com/sites/default/files/DasSchloss.pdf (15de hoofdstuk van “Das Schloß”)

Na beluistering van de Reve-tapes

Reve liet zich racistisch getinte uitspraken ontvallen tijdens een vraaggesprek met Büch in 1983 voor Het Parool.

In december 2016 schreef ik een artikel over de vraag of volksschrijver Reve nu racist was geweest. Door het openen van bandopnames uit de nalatenschap van Boudewijn Büch was de vraag weer opgevlamd. De NOS kopte dat Reve wél racistische uitspraken had gedaan tegenover Boudewijn Büch [1]. Reve had zichzelf wel eens fascist genoemd; was hij dan nu ook racist?

Inmiddels zijn in het radioprogramma Radio Doc van de VPRO / NTR de opnamen gedeeltelijk publiek gemaakt. In december 2016 besluit ik mijn betoog met de slotsom dat men niet zomaar afgaan moet op wat Reve zelf allemaal roeptoeterde of schreef, omdat hij een poseur was. Na beluistering van de opnamen denk ik dat deze slotsom nog steeds geldt en dat het verdedigbaar is dat Reve geen racist was, al deed hij in het gesprek met Büch wel racistisch getinte uitspraken, die vervreemdend, overtrokken, half ironisch of half gemeend, of gespeeld woedend zijn. Reve wil grappig zijn. Of de luisteraar hem geestig vindt, moet hijzelf beoordelen; een vastomlijnd racistisch wereldbeeld, een racistische ideologie komt niet naar voren uit de opnamen.

Als Büch hem naar de beweegredenen vraagt van het in 1975 voorgedragen, beroemde gedicht Voor Eigen Erf (Laatste regels: “O Nederland, ontwaak! / Gooi al dat zwarte tuig er uit: / Ons land voor ons! / Op, naar de Blanke Macht!”) antwoordt Reve: “Ik heb dus de beschuldiging aan mijn adres dat ik slecht ben en dit en dat en die en dié, en dié mensengroepen het slechte in de wereld gun. De mensen die dat zeggen, dat zijn de vervolgers, dát zijn de massamoordenaars! Kijk, ik heb zo’n stapel brieven liggen van zwarte jongens, die schrijven, ‘Mijnheer, zoudt u niet mijn blanke meester willen worden?’ Maar ik heb er de woonruimte, de middelen niet voor.”[2]

Zo’n uitlating kan zowel negatief als positief jegens “zwarte jongens” geduid worden, maar in elk geval neem ik aan dat er geen stapels brieven van donkergekleurde Surinamers in huize Reve lagen. Na deze half serieuze uitspraak duidt Reve op de problematiek van de immigratie die het gevolg was van de Surinaamse onafhankelijkheid.

Na publicatie van het Parool-artikel zijn velen verontwaardigd. Büch en Reve verschijnen nog wel op de televisie, maar spreken slechts tégen en niet met elkaar. Reve zelf zegt geen racist te zijn, want racisme vindt hij dom. – De luisteraar vorme zelf een eigen oordeel!

                        De Grote Gerard Reve Show. Auteur: Kippa. Bron: ANP Archief.

Hieronder volgt de tekst van het in 2016 voor De Fusie geschreven artikel: 

Reve racist?

Op donderdag 24 november kopt de NOS dat “Reve wél racistische uitspraken tegenover Boudewijn Büch deed”. Dát valt om te duiden: Reve heeft altijd een vervormd en vervormend beeld van de eigen persoon neergezet, in een deconstructief spel dat de ironie voorbij ging, omdat met dat spel Reves openbare persona tenslotte samenviel. Daarom is veel van wat Reve schijnbaar met de grootste stelligheid stelde, te begroeten met kritische blik, goedwillend wantrouwen of een berg zout, wat trouwens ook geldt voor Büch.

Op 17 september 1977 schrijft Gerard Reve in een persoonlijke brief aan zijn uitgever Geert van Oorschot dat zijn werk al enige jaren niet meer autobiografisch is. Dat is te zwak uitgedrukt: Reve vond zichzelf dikwijls en graag opnieuw uit, en liet het niet na om vreemde, zo niet vervreemdende, uitspraken te doen. Hij schrijft op 17 juli 1971 in de brieven aan Simon C., verschenen in De Taal der liefde:

“Ik wil boeken gaan schrijven waarin ik de zijde van beide partijen kies, teneinde mijn debiet te verhogen. […] ik zou hetzelfde verhaal bijvoorbeeld in twee versies kunnen uitgeven. De ene versie een ‘progressief-katholieke roman op marxisities-leninistiese grondslag’ […] Daarnaast een versie waarin de ‘werkers’ aan de macht zijn …”

Reve speelt hier met de gedachte om eendere verhaallijnen door verschillende ideologische brillen te schrijven, tot vergroting der verwarring, ter “dekonstruksie”, van ideologieën en zichzelf, en dát, de spot ten top: wegens het banksaldo. De schrijver vindt zichzelf in de openbaarheid van het letterentoneel opnieuw uit.

Reve vervolgt in dezelfde brief: “Ik kan ook beschrijven hoe prachtige blanke, blonde germaanse [sic], rooms-katholieke aanbiddelijk mooie marechaussees allerlei werkschuwe zwarte rijksgenoten die voortdurend onze roomblanke dochters pogen de dure kleren van haar duizelingwekkend schone meisjeslichamen te scheuren, op hun beurt ontbloten en bij het verhoor slaan, mishandelen, ranselen, geselen, folteren en martelen. Zoek maar op in de encyclopaedie.”

Reve poneert de schrijver Reve voortdurend opnieuw

Reve beseft de werking van zijn woorden in het publieke (dit is een openbare brief aan Simon Carmiggelt) en deinst niet terug. Stelt hij werkelijk dat hij een tekst gaat schrijven over marechaussees die werkschuwe, zwarte rijksgenoten afranselen? Nee, hij speelt met het idee dát de volksschrijver Reve dat zou kunnen doen. Hij koketteert. Hij poseert. – “Werkelijk”.

De aanname dat wat de schrijver Reve opschrijft, overeenkomt met diens weloverwogen private persoon – zo deze sec bestaat – is te eenvoudig. Hier praalt snaaks-venijnig ideeënspel. Reve poneert de schrijver Reve voortdurend opnieuw, vlak voor en omwille van het publiek. Reves leven wás een schouwtoneel. Edwin Praat schrijft in het zesde hoofdstuk van zijn proefschrift dat Reves autofictie zich niet beperkt tot zijn boeken, “maar dat hij zijn gehele publieke manifestatie ermee doordrenkt.” Terecht concludeert Praat: “Wie in de publieke ruimte de werkelijke, ‘concrete’ auteur hoopt of zelfs eist aan te treffen, komt in het geval van Reve dus bedrogen uit.”

Bij de weging van uitspraken is niet alleen de context van het medium, het beoogde publiek, maar ook de vorm en de aard van de verklaring van belang: in een privé-bericht uit Reve zich anders dan in openbare (literaire) teksten of optredens, die een groter bereik hebben. Een veelgemaakte fout is het gelijkstellen van een auctoriaal commentaar in een fictietekst aan private opvattingen, maar bij Reve gaat het verder. Is het schijnbaar een feitelijke omschrijving, een verzuchting of een verwoording van ergernis? Wat beoogt zij? Wat is de intonatie? De oplossing van Mulisch’ uitvinding “het ironische der ironie” schiet daarin soms te kort. Mulisch schrijft: “Wie ironisch spreekt, zegt het tegendeel van wat hij meent, maar zodanig, dat een ander dat doorziet. Van het Reve zegt wat hij meent, maar zodanig dat de ander dat niet doorziet en denkt nog steeds met ironie te doen te hebben.” Maar ironie is bij Reve vaak geen zuivere omdraaiing, het is eerder dat Reve zelf zijn imago schept, herschept en, tenslotte vervreemdt.

Op 7 juni 1968 verzucht Reve in een brief aan Van Oorschot: “Over mijn plannen het volgende: ik zal wat meer in Amsterdam zijn dan vroeger, omdat de woning aldaar zo stil & lieflijk is gelegen. (Maar houd mijn aanwezigheid geheim.) […] Ik ben vol goede moed. Nu ik, na katholiek, ook nog fascist ben geworden, wordt het ongelooflijk stil om me heen. Weet je, dat er soms een hele dag niet één maal wordt opgebeld? Ik denk, dat ik deze isolatie zelf heb willen forceren. Ik ben zeer pessimisties over de wereld, maar niet over mijn werk.” Verklaart Reve zich in deze brief in alle ernst tot fascist?

Ga nooit zomaar mee in de De Grote Gerard Reve Show

Voordat de lezer van het in 1983 gepubliceerde vraaggesprek tussen Büch en Reve kraait dat Reve het Zuid-Afrikaanse apartheidsregime ondersteunde, zou hij de geluidsopnamen moeten beluisteren, die nu semi-openbaar zijn. Deze zou hij moeten beluisteren in de contexten van het literaire discours en de politiek-maatschappelijke debatten van toen en nu. Daarna zou hij het gehoorde moeten vergelijken met het door Büch in ’83 opgetekende, met inachtneming van de naderhand aangedragen nuanceringen van Reve, waarbij hij ervoor waken moet om niet zomaar een invulling te geven op het raadsel dat vervreemding heet.

Ga nooit zomaar mee in de De Grote Gerard Reve Show. Hij meent het waarschijnlijk net anders; wie is “hij” trouwens? Ga zeker nooit zomaar mee in de weergave van Boudewijn Büch: Reve poseert, Büch fabuleert. UvA, zet die gesprekken op internet, want transscripties geven nooit exact de intentie van het gezegde weer, en zeker niet in het geval van een beroepsdeconstructivist.

Ondertussen lacht bij al deze oplaaiende belangstelling de zelfuitgeroepen volksschrijver Reve, multo vino bibito ascendit in coelum nix aan de handa, zich van kraaiend genot een kriek in de knuistjes. – Hij had tenslotte een winkeltje.

Internetbronnen (laatste oproep 7 mei 2020):

Emile van Brakel, “Reve racist?” op De Fusie (2 december 2016):
http://defusie.net/reve-racist/

Radioprogramma “Radio Doc”, VPRO / NTR, Radio 1 (4 februari 2017), aflevering “Schrijft u dat maar gerust in uw krant” (documentairemaker Tom Rooduijn):
https://www.vpro.nl/speel~RBX_NTR_6228966~schrijft-u-dat-maar-gerust-in-uw-krant-radio-doc~.html

Televisieprogramma “Andere tijden”, aflevering “Het raadsel van Reve”:
https://anderetijden.nl/aflevering/484/Het-raadsel-van-Reve

Tekst gedicht “Voor eigen erf” van Reve op DBNL (Propia Cures 1974):
https://www.dbnl.org/tekst/_voo013201101_01/_voo013201101_01_0037.php

Vrij Nederland, “De ironie van Gerard Reve”, auteur Jeroen Vullings (8 april 2016):
https://www.vn.nl/gerard-reve-ironie/

NOS-televisie, “De Grote Gerard Reve Show”, producent Rob Touber (1974) via Youtube:
https://www.youtube.com/watch?v=wxBkps7hjR8

Nieuwsbericht NOS, “Reve deed wél racistische uitspraken tegenover Boudewijn Büch” (24 november 2016):
https://nos.nl/artikel/2144754-reve-deed-wel-racistische-uitspraken-tegenover-boudewijn-buch.html

– Parool “Op een rijtje: omstreden uitspraken uit Reve-tapes” (23 november 2016):
https://www.parool.nl/nieuws/op-een-rijtje-omstreden-uitspraken-uit-reve-tapes~be63d5e4


[1] Het krantenartikel van Boudewijn Büch verscheen op 15 januari 1983 in de zaterdagbijlage van Het Parool, maar is op dit moment slechts op papier te bekijken. Het zou goed zijn om de gespreksopnamen met de weergaven in tekst te vergelijken.

[2] In de opname op 15:40 minuten.

Vervolg Erdogans geiten

Böhmermanns hekeldicht blijft voorlopig in delen verboden, maar kan weer toegestaan worden, zodra het grondwettelijk getoetst wordt in hoogste instantie.

ANP/Nu.nl bericht dat delen van Böhmermanns hekeldicht verboden blijven. Scherper zou echter zou het zijn om te berichten dat sommige gedeelten, die betrekking hebben op het intieme en seksuele vlak waarvoor geen feitelijke onderbouwing bestaat (fellatio met schapen, seks met geiten, kinderporno, enz.) voorlopig, zolang er geen beroep aangetekend is bij de hoogste rechter, in casu het Bundesgerichtshof, niet publiekelijk herhaald mogen worden, zo blijkt uit de persmededeling van het Hanseatische Oberlandesgericht.

Bovendien staat een laatste gang naar de hoogste grondwettelijk toetsende rechter, het Bundesverfassungsgericht, eveneens nog open. Böhmermanns advocaat Schertz (Sic!: “Scherz” betekent scherts, grap) kondigde dan ook aan verder te procederen, omdat naar zijn mening de vrijheid der kunsten in het geding is.

Het is volgens advocaat Schertz niet juist om het gedicht in delen op te splitsen, omdat al die delen één geheel, één hekeldicht, binnen één uitzending zouden vormen. Aldus zou het niet juist zijn alle passages die een feitelijke onderbouwing missen, niét onder de uitzondering der kunsten te laten vallen.

Daarvoor is zeker wat te zeggen: talloze kunstuitingen zijn ontsproten aan de fantasie; zij missen naar hun aard een feitelijke, dat wil zeggen een door empirisch bewijs gesteunde onderbouwing. Sterker nog, zij maken helemaal geen aanspraak op enige journalistiek of natuurkundig gerapporteerde werkelijkheid; denkt u aan satire of ironie.

Böhringer Friedrich – Own work, CC BY-SA 2.5, https://commons.wikimedia.org/w/index.php?curid=4837515

Bovendien – de makers van het televisieprogramma wisten wat zij deden – is de context van Böhmermanns televisie-uitzending niet willekeurig gekozen. Böhmermann doet expliciet een beroep op de Freiheit der Kunst, de exceptio artis, de in Duitsland gecodificeerde grotere vrijheid der kunsten: hij kondigt aan, voordat hij het gedicht voordraagt, dat hij ter plaatse onderzoekt hoe ver de vrijheid van meningsuiting voor de kunsten reikt – en bekritiseert bovendien zichzelf, zij het op satirische wijze. Of zulk een aankondiging stand kan houden als beroep op de exceptio artis in de ogen van het Bundesgerichtshof zal blijken.

Als mij een gok toegestaan is: ja, die context en die aankondiging is voldoende sterk voor zulk een beroep, zelfs ook dan als het gaat om mogelijke gekwetstheid van de persoon Erdogan: hoge bomen vangen veel wind en moeten tegen een stootje kunnen, of dit nu een fantasiewind is of niet. Overigens, er is internet! What happens on the Internet stays on the Internet. – Erdogans geiten zullen nooit meer rustig grazen.


Het bericht van ANP/Nu.nl:
Gedicht over Erdogan van Duitse komiek blijft deels verboden
Gepubliceerd: 15 mei 2018 17:37
https://www.nu.nl/buitenland/5266955/gedicht-erdogan-van-duitse-komiek-blijft-deels-verboden.html#coral_talk_wrapper
Frankfurter Rundschau:
http://www.fr.de/panorama/boehmermann-gegen-erdogan-boehmermanns-schmaehkritik-bleibt-verboten-a-1506144Persmededeling van het Hanseatische Landesgericht:
http://justiz.hamburg.de/pressemitteilungen/11038250/prssemitteilung-2018-05-15-olg-01/

Mutti not amused

Böhmermanns hekeldicht voor Nederlanders

Jan Böhmermann is de Duitse Arjen Lubach: beiden presenteren een televisieshow waarin de grenzen van meningsvrijheid met kraaiend plezier onderzocht en bereikt worden. Donderdag 31 maart jl. maakte Böhmermann een nieuwe aflevering van ZDF NEO MAGAZIN ROYALE waarin hij een smaaddicht op de Turkse president Erdogan voorlas wegens diens ondemocratische regeerstijl en bovenmatige gevoeligheid voor kritiek.

Böhmermann op Erdogan
Naar aanleiding van dit smaaddicht deelde de persvoorlichter der Bondsregering op 4 april kort mee dat Merkel heeft gebeld met haar ambtsgenoot in Turkije. Beiden zouden het er eens over zijn geworden dat het ging om “bewust kwetsende teksten”, waarbij de bondskanselier wees op het feit dat de betreffende omroep al zijn consequenties getrokken had.

Het ZDF heeft inderdaad het hekel- of smaaddicht uit de online omroeparchieven verwijderd en heeft daarmee zelfcensuur toegepast, maar de vraag blijft of nu de redactie van het ZDF voor de Duitse regering buigt, of wellicht de Duitse regering voor de misnoegde reacties uit Ankara.

Dat het hier gaat om een opzettelijk gespeeld spel zijdens de redactie van het ZDF NEO MAGAZIN ROYALE ligt voor de hand: het is niet aannemelijk dat zij een justitieel onderzoek wegens belediging van een bevriend staatshoofd afwacht of een openbaar debat over publiek betaalde betamelijkheid, gelet op die ene en voornaamste internetwet dat alles wat je in het web gooit, daar blijft. — Altijd, ergens. De redactie kon ervan uitgaan dat iemand, ergens een kopietje zou maken.

Met juridische slimheid en retorische gevatheid droeg Böhmermann het gedicht voor als een ter plekke uitgevoerd onderzoek naar de grens tussen politieke satire en smadende kritiek. Het eerste is in elk geval grondwettelijk beschermd, het laatste zou — dat is de vraag — wellicht buiten deze bescherming vallen. Het eerste zou daarom wél, het tweede niét tot de opdracht van publieke omroepen behoren. De vloeiende grens tussen politieke satire en hekeldicht werd onlangs naar het oordeel van Erdogan overschreden in het liedje Erdowo, Erdowan, Erdogan, waarna de Duitse ambassadeur in Turkije ter verantwoording werd geroepen.

Hieronder volgt een losse vertaling van dit steentje des aanstoots. Het Duitstalige origineel volgt daarna.

Smadende kritiek
Dom, stom en laf, kurk in de kont,
loopt Erdogan als president in het rond.
Zijn geleuter stinkt enorm naar kebab,
Zelfs varkensstront ruikt beter dan die grap.

Hij is de man die graag meisjes slaat,
en daarbij zelf in latexmaskers staat.
Het liefst wil hij de geiten neuken,
en dan wat minderheden beuken,

Koerden kwellen, Christenen kastijen,
kinderpornootje d’rbij, om zich op te rijen.
Zelfs ’s avonds wil hij niet slapen,
maar fellatio met honderd schapen.

Ja, Erdogan is absoluut, geheel en al,
president met een bijzonder klein geval.
Elke Turk heeft het nieuwe lied al gefloten,
over de domme hond met de dorre kloten.

Van Ankara tot Istanboel is het idee,
deze man is zonder dollen supergay.
Een vlooienbaal, pervers en zoöfiel,
noem hem gerust: Recep Fritzl Priklopil*.

Het hoofd leeg, de ballen zonder zaad,
een ster die naar elke gangbang gaat,
tot zijn pik vol zweren leert: impotent.
Dat is Recep Erdogan, de Turkse president.

* Recep Fritzl Priklopil is een verhaspeling, waarin de voornaam van de Turkse president met de achternamen van twee beruchte zedenschenders wordt samengevoegd: Josef Fritzl en Wolfgang Priklopil.

Schmähkritik
Sackdof, veige und verklemmt,
ist Erdogan der Präsident.
Sein Gelöt stinkt schlimm nach Döner,
selbst ein Schweinefurz riecht schöner.

Er ist der Mann der Mädchen schlägt,
und dabei Gummimasken trägt.
Am liebsten mag er Ziegen ficken,
und Minderheiten unterdrücken,

Kurden treten, Christen hauen,
und dabei Kinderpornos schauen.
Und selbst abends heißt’s statt Schlafen
Fellatio mit hundert Schafen.

Ja, Erdogan ist voll und ganz,
ein Präsident mit kleinem Schwanz.
Jeden Türken hört man flöten,
die dumme Sau hat Schrumpelklöten.

Von Ankara bis Istanbul,
weiß jeder dieser Mann ist schwul,
pervers, verlaust und zoophil:
Recep Fritzl Priklopil.

Sein Kopf so leer, wie seine Eier,
der Star auf jeder Gang-Bang-Feier.
Bis der Schwanz beim Pinkeln brennt,
das ist Recep Erdogan, der türkische Präsident.

Bronnen:
– Het weggekuiste fragment:
http://www.liveleak.com/view?i=932_1459531349
– De verklaring van de persvoorlichter inzake het hekeldicht: https://www.bundesregierung.de/Content/DE/Mitschrift/Pressekonferenzen/2016/04/2016-04-04-regpk.html
– De Frankfurter Allgemeine Zeitung:
http://www.faz.net/aktuell/politik/ausland/europa/tuerkei/angela-merkel-haelt-boehmermanns-erdogan-gedicht-fuer-verletzend-14160031.html
– Die Welt:
http://www.welt.de/politik/ausland/article153972141/Merkel-spricht-mit-Davutoglu-ueber-Boehmermann.html– Tagesspiegel:
http://www.tagesspiegel.de/politik/praesidentenbeleidigung-im-zdf-wer-angst-vor-pointen-hat-sollte-keine-witze-senden/13394378.html

Nagekomen bericht: Na publicatie van deze vertaling maakte de Tagesspiegel bekend dat het Openbaar Ministerie te Mainz een onderzoek naar een strafrechtelijke vervolging van Böhmermann instelt wegens belediging van een bevriend staatshoofd. Pikant is daarbij dat de bondskanselier de teksten nu al als “bewust kwetsend” heeft bestempeld, waarmee zij een juridische afweging maakt. Tegelijkertijd echter benadrukte zij de grondwettelijk gegarandeerde meningsvrijheid.

Ik verwacht niet dat de persoon Böhmermann uiteindelijk strafrechtelijk wordt vervolgd: de achterliggende maatschappelijk-juridische vraag naar de wat binnen de grondwettelijk omschreven opdracht van “openbare omroepen” is namelijk formeel het kader én het thema van de scène waarbinnen het gedicht voorgedragen werd. Deze vraag wilde Böhmermann hardop stellen naar aanleiding van de nu in Duitsland steeds breder gedragen behoefte aan publieke omroepen, die op grotere afstand staan van politieke leiding.

De zeer populaire Böhmermann heeft niet zomaar een scheldkanonnade voorgedragen, maar een tekst voorgelezen die hij introduceerde als een onderzoek naar de satirische reikwijdte van wat op publieke zenders gezegd mag worden; het was naar de vorm een speels onderzoekje naar en commentaar op het door politici terloops geformuleerde verschil tussen satire en hekeldicht, in het internettijdperk.

Formeel ontbreekt daarmee het oogmerk om te beledigen, maar is het een kritische kunstuiting, die allereerst beoogt een bijdrage te leveren aan het debat over een nieuw te regelen omroepvrijheid in Duitsland, waarbij en passant de niet te loochenen autoritaire regeringsstijl van Erdogan bekritiseerd wordt in overduidelijke hyperbolen (“fellatio met honderd schapen”). Voor zulke uitingen geldt de exceptio artis (de juridische uitzondering van en voor de kunst), eveneens grondwettelijk beschermd, waarom naar verwachting een daadwerkelijke strafrechtelijke vervolging, laat staan veroordeling, niet zal slagen.

Schmidts Visionen, Ruttes visie

Schmidts Visionen waren niet Ruttes visie.

Oud-bondskanselier Helmut Schmidt, een breed ontwikkelde mens met hart, mond en intellect, staatsman en liefhebbende echtgenoot, kortom een “mensch” in elk opzicht, is op 10 november jongstleden overleden. Enkele uren na zijn dood meldt de NOS dat Schmidt eens verklaarde dat “mensen met een visie naar de dokter moeten” – blijkbaar de vertaling van de aan Schmidt toegeschreven uitlating “Wer Visionen hat, soll zum Arzt gehen.”

Hee, dat ken ik! Nederland vernam in 2013 van zijn eerste minister soortgelijks, toen deze op de H.J. Schoo-lezing verklaarde dat “visie als de olifant is die het uitzicht belemmert”. De onvermijdelijke verbinding van beide uitspraken die de lezer in de Nederlandse context maakt, werpt de vraag op: waren Schmidts “Visionen” hetzelfde als de door Rutte ongewenste “visie”? Het antwoord is een duidelijk neen! Wat haalt de NOS zich toch allemaal in het kopje om zulke anachronistische vergelijkingen op te schrijven? Waarom?

Wat zei de heer Schmidt dan wél precies en hoe is die uitspraak te begrijpen? Dat heeft ook het Duitse St.-Ursula-Gymnasium in Attendorn zich in 2009 afgevraagd. Het schreef de heer Schmidt een brief, die iedereen kan aanklikken in het wereldwijde web, en de heer Schmidt antwoordde bondig.

De school vraagt Schmidt of het klopt dat hij “Wer Visionen hat, soll zum Arzt gehen” heeft gezegd. Kunt u zich dat nog herinneren, geachte heer Schmidt? In welke context? En is het nog steeds van toepassing op politici? Het korte en duidelijke Schmidtiaanse antwoord: Nee, ik kan het mij niet meer goed herinneren; het sloeg in elk geval niet op Willy Brandt. Het citaat komt waarschijnlijk wel van mij, maar ik weet niet meer in welke context ik mij over “Visionen” heb uitgelaten. En ja, het is nog steeds van toepassing op politici.

Source: Verteidigungsminister Helmut Schmidt Author: Bundeswehr-Fotos Wir.Dienen.Deutschland. © Bundeswehr/Archiv

Volgens het tijdschrift Der Spiegel zou Schmidt dit tijdens de verkiezingsstrijd van 1980 over zijn toenmalige tegenstander Willy Brandt gezegd hebben. De vroegste vermelding van het citaat is echter pas in 2002 te vinden en niet in 1980. Het zou dus zomaar kunnen zijn dat De Spiegel de uitspraak Schmidt in de mond legt. Het kan ook zijn dat Schmidt iets dergelijks heeft gezegd, maar een citaat zonder directe bronvermelding is niet zo sterk, en zelfs dan niet als de vermoedelijke bedenker zich meent te herinneren dát hij zoiets gezegd heeft, want mensen, en politici bij uitstek!, zeggen heel, heel, heel veel en kunnen zich na 22 jaar zeker niet alles precies herinneren.

Maar dan het belangrijkste punt! Wat betekent dit vermeende citaat? Wat staat hier? Er staat niét, ik herhaal, er staat niét dat mensen met een visie naar de arts moeten gaan. Weliswaar kan een “Vision” een toekomstvisie zijn, maar dan toch vooral van mensen die bevangen worden door droombeelden. Enerzijds vallen onder “Vision” letterlijk en overdrachtelijk vertekende beelden, namelijk hallucinaties door ziekte of bovennatuurlijke verschijningen, anderzijds kan het een toekomstbeeld volgens bepaalde maatschappelijke verwachtingen inhouden. Het woord “Vision” dekt dus zowel de begrippen “visioen” als “toekomstvisie”, maar heeft zelden een neutrale betekenis waar het woord “Zukunftsbild” zich aandient. Bovendien duidt het meervoud eerder op “visioenen”.

De Duitse zin betekent dan ook: wie waan- of droombeelden heeft, moet naar de dokter.

Dat de NOS niet binnen een paar uur op deze nuance kan komen, zij haar vergeven! Dat zij nog onrijpe geestesvruchten op het web zet, niet. Het is inadequaat om Schmidt met terugwerkende kracht eenzelfde uiting te laten doen als Rutte: de tijden zijn niet alleen anders, de uitlatingen verschillen inhoudelijk.

Schmidt zelf oordeelde zelf in 2010 in Die Zeit dat de vermeende uitspraak “eine pampige Antwort auf eine dusselige Frage” was – een lomp antwoord op een vage vraag. Reden te meer om een vermeend citaat zónder duidelijke bronvermelding, niet op te nemen; zeker niet in een onnauwkeurige vertaling, die een verkeerd tijdsbeeld oproept.

Actualisering 14 januari 2018: Zijne Excellentie de mp plaatst in het tv-programma Buitenhof zijn visie-uitspraak in het kader van de tegenstellingen uit de jaren zeventig en wijst erop dat hij wel degelijk een visie heeft. Over een artsenbezoek laat de mp zich niet uit. Na drie minuten:   https://www.vpro.nl/buitenhof/speel~VPWON_1283462~mark-rutte~.html 


Bronnen:
1. Het NOS-bericht “Helmut Schmidt: gerespecteerd als der Macher”:
http://nos.nl/artikel/2068254-helmut-schmidt-gerespecteerd-als-der-macher.html
2. Het Sint-Ursula Gymnasium schrijft een brief aan Helmut Schmidt:
http://sowi.st-ursula-attendorn.de/tp/tpsmid01.htm
3. De eerste vermelding van het citaat in Der Spiegel:
http://www.spiegel.de/spiegel/print/d-25554378.html
4. Helmut Schmidt overpeinst het slechte antwoord:
http://www.zeit.de/2010/10/Fragen-an-Helmut-Schmidt/seite-4

Relevante tekstpassages uit bovengenoemde bronnen:
1. NOS-bericht:
‘Protestpolitici’
Ondanks zijn hoge leeftijd was de elder statesman nog regelmatig te zien in tv-programma’s en bij congressen van de sociaal-democraten. Binnen de SPD bleef hij enorm populair.
De Hamburger werd gezien als een nuchtere pragmaticus, die een broertje dood had aan ‘protestpolitici’ die waren voortgekomen uit de studentenbeweging. Mensen met een visie adviseerde Schmidt “om naar de dokter te gaan”.
2. Brief Gymnasium:
(1) Geht das Zitat “Wer Visionen hat, soll zum Arzt gehen” tatsächlich auf Sie zurück? (Angeblich haben Sie es im Bundestagswahlkampf 1980 auf Willy Brandt bezogen.)
(2) Falls ja: Erinnern Sie sich noch, in welchem Kontext Sie diese Aussage gemacht haben? Wurde sie eventuell aus dem Zusammenhang gerissen?
(3) Würden Sie heute (unabhängig davon, ob Sie der Urheber des genannten Zitats sind) auf die Frage, ob Politiker Visionen haben müssen, ebenfalls auf den Gang zum Arzt verweisen – oder würden Sie die Antwort aufgrund Ihrer derzeitigen politischen Erfahrungen modifizieren?
Wir würden uns sehr freuen, wenn Sie uns hierzu Auskunft geben könnten.
In der Hoffnung auf Ihre Antwort verbleiben wir
mit freundlichen Grüßen
Anna Carla Kugelmeier
—-
Sehr geehrte Frau Kugelmeier,
besten Dank für Ihren Brief vom 30. Januar. Zu Ihren Fragen:
(1) Das Zitat geht auf mich zurück. Ich habe es damals aber nicht mit Blick auf Willy Brandt formuliert.
(2) Ich erinnere mich nicht mehr an den Kontext, in dem ich mich über Visionen geäußert habe. Das Zitat wurde bestimmt des Öfteren aus dem Zusammenhang gerissen zitiert.
(3) Das Zitat gilt auch heute, es bezieht sich damals wie heute auf Politiker.
Mit freundlichen Grüßen
Helmut Schmidt

Der Briefwechsel datiert auf den 30.1. bzw. 26.2.2009.
3. De eerste vermelding van het vermeende citaat:
Doch die Bürger störte das alles nicht. Schmidt profilierte sich im folgenden Jahr im Kampf gegen den RAF-Terror und wurde 1980 trotz eines pomadigen Mottos – “Wer Visionen hat, soll zum Arzt gehen” – im Amt bestätigt.
4. Helmut Schmidt betreurt het antwoord:
ZEITmagazin: Wenn man Ihnen so zuhört, könnte man meinen, Sie hätten eine Vision. Dabei haben Sie doch mal gesagt: Wer Visionen hat, sollte zum Arzt gehen.
Schmidt: Diesen Satz habe ich ein einziges Mal gesagt, er ist aber tausendfach zitiert worden. Einmal hätte genügt.
ZEITmagazin: Wie ist er überhaupt in die Welt gekommen?
Schmidt: Das weiß ich nicht mehr. Wahrscheinlich habe ich ihn in einem Interview gesagt. Das muss mindestens 35 Jahre her sein, vielleicht 40. Da wurde ich gefragt: Wo ist Ihre große Vision? Und ich habe gesagt: Wer eine Vision hat, der soll zum Arzt gehen. Es war eine pampige Antwort auf eine dusselige Frage.

Zonder taal gaat het niet

Het academisch talenonderwijs is van grote, culturele en dus ook economische waarde.

Onderstaand in de Mare op 2 april 2015 ingestuurd opiniërend artikel is mijn antwoord op de vragen die de beweging “De Nieuwe Universiteit” inzake het talenonderwijs opwierp.

Universiteiten vergeten in hun onleesbare instellingsplannen vol muisgrijs uitzendbranchejargon het enorme belang van talenonderwijs, schrijft Emile van Brakel. Hoog tijd voor eerherstel, of zo u wilt, hervalorisatie.

Wat is er over van de academische geest die de gemeenschap intellectueel aanvuurt, en waarin bijvoorbeeld een student rechten colleges Frans volgt omdat hij zich wil verrijken? Die geest is allang weggevlogen. Nederland is bij goed (middelbaar) onderwijs gebaat, omdat niet alleen in de handel, maar ook in de wetenschap talenkennis waardevol is: de Duits- en Franstalige wetenschapswereld is een andere dan de Engelse.

Spandoek Maagdenhuis
“Laat de Talen niet verschralen!”
Maagdenhuisbezetting, 2015.
Auteur: eigen werk

Toch daalt het niveau in alle talen, waaronder het Nederlands, al decennia lang. Het daalt en daalt en daalt tot in blatant nihilisme. Sommige scholen bieden de vakken Frans en Duits niet meer aan bij gebrek aan leerkrachten. Het is tijd om deze vakkrachten, een ‘product’ van geesteswetenschappen, te herwaarderen en dit tot uitdrukking te laten komen in een slimmere onderwijsfinanciering. Het is bovendien noodzaak dat door het hele land de klassieke studierichtingen Duits en Frans blijven worden aangeboden.

Universitaire bestuurders zijn gebonden aan zogenoemde instellingsplannen. Dit zijn onleesbare documenten in muisgrijs uitzendbranchejargon. Het Universiteit Leiden Inspiratie en Groei Instellingsplan 2010 ‐ 2014 spreekt over ‘proactief academisch ondernemerschap’ waarin men moet ‘zoeken naar mogelijkheden om de baten te vergroten’. De UvA stelt in het instellingsplan Oog voor Talent dat zij ‘van alle wetenschappelijke medewerkers verwacht dat zij extern acquireren’.

Hierin schuilt een probleem voor bepaalde onderwijsrichtingen voor welke er niet goed een andere financiering denkbaar is dan de publieke eerstegeldstroom. Er zijn vele universitaire producten die niet direct vermarktbaar zijn: op het octrooi van de Senseo kun je geld vangen, geen bedrijf echter zal ooit een cent neerleggen voor een leraar. Zijn zulke producten daarom meteen niet – het grote toverwoord! – valoriseerbaar? Neen natuurlijk niet! Er zijn heel veel zaken die je niet kunt verkopen op de markt, maar die toch van grote waarde zijn, omdat de markt zelf niet buiten hen kan bestaan. Zonder taal gaat het niet.

De minister van Onderwijs ziet dit ook in, getuige haar brief aan de Tweede Kamer van 3 maart jongstleden: ‘De waarde van een (kleine talen-)opleiding staat […] niet gelijk aan het aantal studenten dat een opleiding volgt.’ Om vervolgens te stellen dat het aan de lokale besturen is om beslissingen te nemen: ‘Juist om het instellingbeleid niet afhankelijk te maken van het aantal studenten per opleiding, biedt de huidige lump sumfinanciering instellingen de ruimte om de middelen in te zetten waar ze het hardst nodig zijn.’

Maar waar is dat dan? De beslissing blijft vooralsnog uit.

Al in februari 2013 schreef de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen (KNAW) in de kritische reflectie Effecten van universitaire profilering en topsectorenbeleid in de wetenschap in Nederland: ‘In de prestatieafspraken staan beloftes voor toekomstige opleidingsrendementen. […] De consequenties hiervan zijn op dit moment nog niet te overzien, maar een maatschappelijk ongewenst effect kan zijn dat in bepaalde vakgebieden onvoldoende leraren worden opgeleid.’

Het wordt tijd om in te zien dat het handhaven van het onderwijsniveau door de zelfstandigheid van studierichtingen als Duits, Frans, of Italiaans te garanderen, op rijksniveau bezien, werkelijk niets kost. Dit temeer omdat het blijven aanbieden van de klassieke studierichtingen, het vormen of aanbieden van andere, studierichtingen-doorsnijdende curricula niét in de weg staat. Met de KNAW wil ik de minister en haar beleidskaders vooral op het hart drukken, niét het beproefde kind met het badwater weg te gooien. Excellentie, garandeert u de expertise!

Het is de hoogste tijd dat de waarde van het gehele talenonderwijs, met name van Frans en Duits, opnieuw wordt vastgesteld, gehervaloriseerd zo u wilt. Ten eerste omdat onze kinderen geen direct vermarktbaar product afnemen, maar een taal en cultuur deelachtig willen worden. Ten tweede omdat hernieuwd niveau, elan, samenhang en opbouw van het gehele talenonderwijs, van het primaire niveau af, de bitterste noodzaak is.

Als de minister besluit om nóg verder geografisch af te slanken door nog maar op een of twee plaatsen Duits of Frans aan te bieden, betekent dit dat het academisch leraarschap voor deze schoolvakken wordt opgegeven, omdat met geen mogelijkheid aan de landelijke behoefte aan vakbekwame vwo- leraren kan worden voldaan. Dán worden pre-academici nog alleen maar onderwezen door non-academici. Dat wil Nederland niet.

Academisch gevormde talenstudenten zijn de fine fleur, achter wier bestaan vele mensen, oneindig veel cultuurgoed en daarmee ook grote economische activiteit schuilt, die zich weliswaar niet direct toont, maar tegelijkertijd onvervangbaar is. Niemand weet precies wat de waarde van een leraar Frans of Duits is die jarenlang les geeft, omdat niemand kan zeggen wat alle leerlingen gaan doen.

Wel weet ik dat zo’n leraar een steeds grotere zeldzaamheid is geworden.

Emile van Brakel schrijft zijn letterkundig proefschrift in het Duits, denkt mee met De Nieuwe Universiteit Leiden en heeft enkele jaren in het middelbaar onderwijs als leraar gewerkt.

Gepubliceerd op: http://www.mareonline.nl/archive/2015/04/01/opinie-zonder-taal-gaat-het-niet

Duitslands hereniging op de Nederlandse radio

Het laatste half uur van de uitzending van 2 op 3 oktober 1990 van “Met het Oog op Morgen” van de NOS: een reportage van de officiële festiviteiten te Berlijn in het kader van de Wiedervereinigung. Verslaggevers ter plaatse becommentariëren wat zij zien, geven nadere uitleg en vragen voorbijgangers naar hun gedachten op dit historische moment. Met dank aan de NOS en Met het Oog op Morgen.

2 oktober 1990, 23:55 u. De radionieuwsdienst van het ANP meldt: “Over enkele minuten bestaat de DDR niet meer en is er weer één Duitsland.” Nederland staat dan op het punt om naar bed te gaan, Hilversum heeft de televisie-uitzendingen voor die dag gestaakt. Het ophanden zijnde moment der Duitse hereniging, de Wiedervereinigung, om middernacht is geen reden om de Nederlandse natie de bedrust te onthouden: ’s nachts slaapt men.

Wel verlengt het radioprogramma Met het Oog op Morgen zijn uitzending met een extra half uur, waarin het moment om en nabij de Brandenburgse Poort gevangen wordt. Ik schakel in en druk op de knop record.

Vuurwerkgeknal, gedrang, president Richard von Weizsäcker spreekt een korte wens uit:
„In freier Selbstbestimmung wollen wir die Einheit und Freiheit Deutschlands vollenden. Für unsere Aufgaben sind wir uns der Verantwortung vor Gott und den Menschen bewußt. Wir wollen in einem vereinten Europa dem Frieden der Welt dienen.“ Het koor heft het derde couplet van het Duitslandlied aan.

Op school hangt in die dagen een lauwe nieuwsgierigheid: de Wiedervereinigung is zeker niét het gespreksonderwerp van de dag voor adolescenten. Of nu van zo’n herenigd groot Duitsland geen gevaar uit zou gaan… De stemmen zijn verdeeld. Bij spreekbeurten tekenen leraren kritisch en, naar achteraf blijkt, terecht aan dat Kohl een te optimistisch kostenplaatje van de hereniging schetst. Blijkbaar lezen leraren in die dagen de Volkskrant nog trouw, waarin Jan Blokker op 29 september schrijft dat de Duitsers goed zijn in het “umdenken”.

Hanneke Groenteman refereert in haar gesprek met Bert Tichelaar aan dit artikel en vat het samen met “zwenkingen en slaloms in het denken, zeker ook met de Oost-Duitsers, zal ik maar zeggen.” Tichelaar noemt als voorbeeld de schrijfster Christa Wolf en noemt het begrip voor deze mensen, die zich gedrongen zien om van politiek standpunt te wisselen: Wendehälse.  Ik weet niet zeker of het begrip “draaikonten” hier past.

Of het socialisme in de DDR ook niet goede dingen heeft gebracht, en het kind nu niet met het badwater weggegooid wordt, wil Groenteman weten. Tichelaar noemt de veelal geroemde kinderopvang en de positie van de vrouw binnen de DDR. “Alles werd vroeger geleid en geregeld. Alles kwam vroeger voor elkaar.” Blijkbaar had ook Tichelaar nog niet de omvang van de dictatoriale laagheid begrepen, waarmee de DDR haar burgers in een dagritme dwong.

Wouter Kurpershoek meldt de blijde verwoesting van grensovergang Check Point Charlie, Henk Glimmerveen meldt op de valreep de geboorte van de anarchistische republiek “Utopia”, waarna de verbinding met Berlijn verbroken wordt.

Het Oog draait zijn herkenningslied “Gute Nacht Freunde”, bij uitzonding alle coupletten.

Het cassettebandje stopt: meer dan een half uur geluid kan niet op een kant. Oktober 2013: de reportage staat op Youtube op: http://www.youtube.com/watch?v=vGK8o072TnQ
U hoort:
– Hanneke Groenteman in de studio in Hilversum;
– Jan van Loenen bij het Rijksdaggebouw in Berlijn-West;
– Bert Tigchelaar, verslaggever in een radiowagen in Oost-Berlijn;
– Wouter Kurpershoek, verslaggever ter plekke;
– Henk Glimmerveen, per telefoon uit Berlijn.