Computers kunnen niet vertalen

Automatische vertalingen zijn slecht, omdat kunstmatige intelligentie de binnen- en buitentekstuele context niet begrijpt.

Computers kunnen zonder menselijke correctie wel wat vertalen, maar niet veel en niet goed. Welbeschouwd leveren automatische vertaalprogramma’s ontstellend slecht werk af, omdat contextduiding niet lukt. Dit terwijl veel mensen tegenwoordig maar aannemen dat computers alles kunnen, en zeker ook vertalen, want vertalen, zo nemen zij aan, is toch iets simpels. Het is het overzetten van de ene naar de andere taal, toch? Als het zó gemakkelijk was…

NRC schreef onlangs: “En iedereen gebruikt Google Translate, dat elke website, e-mail of appconversatie razendsnel en foutloos in honderden talen vertaalt. Niet alleen in het Frans, Duits of Engels, ook in het Tataars en Sorbisch.” – Daar klopt niets van, zo blijkt in de praktijk. Een voorbeeld!

Godfried Bomans’ beroemde kinderboek Erik of het klein insectenboek begint zo: “Het eerste wat de kleine Erik deed in het land Wollewei was – huilen. Ja, dat is nu wel een beetje vervelend om te vertellen; maar deden wij soms anders toen wij voor het eerst gezet werden in het schilderij waarin we nu al zoo lang leven?”

Voor het goede doel ga ik nu iets heel, heel, heeel ergs doen en dat is: Bomans door een computer halen. Hopelijk zou Bomans het mij vergeven hebben. – Een vertaalmachine en literatuur; een vloek! – De bekendste vertaalmachine Google Translate maakt van Bomans opening anno 2018: “Das erste, was der kleine Erik auf dem Land tat, das Wollewei tat, war – zu weinen. Ja, das ist etwas nervig. Aber haben wir uns manchmal verändert, als wir zum ersten Mal in das Bild eingefügt wurden, in dem wir so lange leben?“

Het eerste wat opvalt, is dat Erik ineens iets óp het land doet, en niet in een nieuw, onbekend land belandt. Maar Erik gaat bij Bomans niet boeren, hij is in Wollewei op ontdekkingstocht! Nou, ach, foutje, kun je denken… We lezen verwachtingsvol verder!

Het tweede wat opvalt, is dat de logaritmen niet vatten dat “Wollewei” een naam van een verzonnen land is. Dat valt tegen: Wollewei wordt met het woordje “land” aangekondigd en krijgt een hoofdletter, want het is een eigennaam. Je zou verwachten dat een onlinevertaalmachine met tig voorbeelden in het wereldwijde web zulke duidelijke aanwijzingen toch inmiddels zou “vatten”. – Blijkbaar niet. – Blijkbaar zijn verzonnen landen maar lastig voor de translator, “nervig” zo u wilt, wat overigens totaal niét strookt met Bomans “een beetje vervelend”.

Een derde, inhoudelijk grote afwijking – vlijt u het moede hoofd alvast maar neer – in de Duitse nepvertaling betreft: “haben wir uns manchmal verändert” (hebben wij ons soms veranderd). Bomans auctoriale stem verwoordt echter de vraag of “wij het soms anders deden”, op het moment dat wij voor het eerst gezet werden in dit leven.

Soms is hier niet een tijdsbepaling, in de zin van “zo nu en dan”, maar zet de twijfel aan. Je zou het kunnen vervangen door “wellicht” of “misschien”. In dit geval komt Erik in een nieuw land, wat een allegorie is voor op aarde komen, geboren worden. Dat vat de vertaalmachine allemaal niet, omdat logaritmen blijkbaar nog niets werkelijk begrijpen van de context, zo blijkt overduidelijk.

Een a contrario-voorbeeld: het totaal contextloze, maar toch heel eenvoudige, niet-meerduidige zinnetje “Pim maakt het vuur uit” wordt bij Google kortweg: “Pim maakt het vuur”. – Welterusten Pim! Dááág Google!

Onlangs werd den volke de pratende robot Sophia nr. 6 gepresenteerd, die leek te reageren op vragen, maar na een tijdje kwam de aap uit de mouw: de gesprekjes waren vooraf ingestudeerd; mensen hadden de vertaalmachine (want dat is deze met siliconen versierde Sophia) gewezen op de juiste context, hadden de vragen vooraf gestuurd in de juiste richting. Sophia nr. 6 blijkt daarmee met terugwerkende kracht toch vooral een publiciteitsstunt te zijn geweest. – Vermakelijk, voor een tijdje, maar niet meer.

Misschien voor hen die nog niet overtuigd zijn: kijk naar dit filmpje. Hierin probeert de werkelijk intelligente komiek Will Smith met de neppraatrobot een levendig tweegesprek te voeren, wat geheel mislukt, omdat de nepmevrouw niet van witte wijn houdt, lang zoekt naar antwoorden  – de kompjoeter is immers in de internetwolk naar duidingen en een antwoord aan het zoeken –  terwijl het siliconen nekje trekt en rekt. Buitengemeen onaantrekkelijk! Spraakrobot Sophia nr. 6 weifelt, de logaritmen kraken en melden uiteindelijk een non-seksueel compromis: “Ik neem je op in mijn vriendenboek.” Smith tuit de lipjes en kust de lucht.

Zolang een verzameling logaritmen met internettoegang, een online vertaalmachine zogezegd, niet vat wat context is, wat binnen die context relevant is en bijgevolg woorden ronduit verkeerd vertaalt, grapjes, laat staan ironie, niet begrijpt, niet begrijpt dat Wollewei een land is, niet van wijn of zoenen houdt, zó lang zal er werk zijn voor menselijke vertalers en schrijvers. Ik neem aan dat dát, gelet op de bedroevende resultaten van Google, nog heel lang het geval zal zijn, omdat intelligentie ook creativiteit veronderstelt. – Die derft Google Translate of Sophia nr. 6 ten enenmale.

Bronnen:
NRC, 28 september 2018: Wat als we elkaar allemaal kunnen verstaan?
https://www.nrc.nl/nieuws/2018/09/28/wat-als-iedereen-elkaar-kan-verstaan-a1863971
YouTube: Will Smith Tries Online Dating
https://www.youtube.com/watch?v=Ml9v3wHLuWI

Nabericht, 2021: het lukt nog steeds niet. Mijn verwachting: het wordt nooit iets. — Dat contextbegrip, dat idiomatisch weten, het blijft lastig, in de simpelste uitdrukkingen.

Zonder taal gaat het niet

Het academisch talenonderwijs is van grote, culturele en dus ook economische waarde.

Onderstaand in de Mare op 2 april 2015 ingestuurd opiniërend artikel is mijn antwoord op de vragen die de beweging “De Nieuwe Universiteit” inzake het talenonderwijs opwierp.

Universiteiten vergeten in hun onleesbare instellingsplannen vol muisgrijs uitzendbranchejargon het enorme belang van talenonderwijs, schrijft Emile van Brakel. Hoog tijd voor eerherstel, of zo u wilt, hervalorisatie.

Wat is er over van de academische geest die de gemeenschap intellectueel aanvuurt, en waarin bijvoorbeeld een student rechten colleges Frans volgt omdat hij zich wil verrijken? Die geest is allang weggevlogen. Nederland is bij goed (middelbaar) onderwijs gebaat, omdat niet alleen in de handel, maar ook in de wetenschap talenkennis waardevol is: de Duits- en Franstalige wetenschapswereld is een andere dan de Engelse.

Spandoek Maagdenhuis
“Laat de Talen niet verschralen!”
Maagdenhuisbezetting, 2015.
Auteur: eigen werk

Toch daalt het niveau in alle talen, waaronder het Nederlands, al decennia lang. Het daalt en daalt en daalt tot in blatant nihilisme. Sommige scholen bieden de vakken Frans en Duits niet meer aan bij gebrek aan leerkrachten. Het is tijd om deze vakkrachten, een ‘product’ van geesteswetenschappen, te herwaarderen en dit tot uitdrukking te laten komen in een slimmere onderwijsfinanciering. Het is bovendien noodzaak dat door het hele land de klassieke studierichtingen Duits en Frans blijven worden aangeboden.

Universitaire bestuurders zijn gebonden aan zogenoemde instellingsplannen. Dit zijn onleesbare documenten in muisgrijs uitzendbranchejargon. Het Universiteit Leiden Inspiratie en Groei Instellingsplan 2010 ‐ 2014 spreekt over ‘proactief academisch ondernemerschap’ waarin men moet ‘zoeken naar mogelijkheden om de baten te vergroten’. De UvA stelt in het instellingsplan Oog voor Talent dat zij ‘van alle wetenschappelijke medewerkers verwacht dat zij extern acquireren’.

Hierin schuilt een probleem voor bepaalde onderwijsrichtingen voor welke er niet goed een andere financiering denkbaar is dan de publieke eerstegeldstroom. Er zijn vele universitaire producten die niet direct vermarktbaar zijn: op het octrooi van de Senseo kun je geld vangen, geen bedrijf echter zal ooit een cent neerleggen voor een leraar. Zijn zulke producten daarom meteen niet – het grote toverwoord! – valoriseerbaar? Neen natuurlijk niet! Er zijn heel veel zaken die je niet kunt verkopen op de markt, maar die toch van grote waarde zijn, omdat de markt zelf niet buiten hen kan bestaan. Zonder taal gaat het niet.

De minister van Onderwijs ziet dit ook in, getuige haar brief aan de Tweede Kamer van 3 maart jongstleden: ‘De waarde van een (kleine talen-)opleiding staat […] niet gelijk aan het aantal studenten dat een opleiding volgt.’ Om vervolgens te stellen dat het aan de lokale besturen is om beslissingen te nemen: ‘Juist om het instellingbeleid niet afhankelijk te maken van het aantal studenten per opleiding, biedt de huidige lump sumfinanciering instellingen de ruimte om de middelen in te zetten waar ze het hardst nodig zijn.’

Maar waar is dat dan? De beslissing blijft vooralsnog uit.

Al in februari 2013 schreef de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen (KNAW) in de kritische reflectie Effecten van universitaire profilering en topsectorenbeleid in de wetenschap in Nederland: ‘In de prestatieafspraken staan beloftes voor toekomstige opleidingsrendementen. […] De consequenties hiervan zijn op dit moment nog niet te overzien, maar een maatschappelijk ongewenst effect kan zijn dat in bepaalde vakgebieden onvoldoende leraren worden opgeleid.’

Het wordt tijd om in te zien dat het handhaven van het onderwijsniveau door de zelfstandigheid van studierichtingen als Duits, Frans, of Italiaans te garanderen, op rijksniveau bezien, werkelijk niets kost. Dit temeer omdat het blijven aanbieden van de klassieke studierichtingen, het vormen of aanbieden van andere, studierichtingen-doorsnijdende curricula niét in de weg staat. Met de KNAW wil ik de minister en haar beleidskaders vooral op het hart drukken, niét het beproefde kind met het badwater weg te gooien. Excellentie, garandeert u de expertise!

Het is de hoogste tijd dat de waarde van het gehele talenonderwijs, met name van Frans en Duits, opnieuw wordt vastgesteld, gehervaloriseerd zo u wilt. Ten eerste omdat onze kinderen geen direct vermarktbaar product afnemen, maar een taal en cultuur deelachtig willen worden. Ten tweede omdat hernieuwd niveau, elan, samenhang en opbouw van het gehele talenonderwijs, van het primaire niveau af, de bitterste noodzaak is.

Als de minister besluit om nóg verder geografisch af te slanken door nog maar op een of twee plaatsen Duits of Frans aan te bieden, betekent dit dat het academisch leraarschap voor deze schoolvakken wordt opgegeven, omdat met geen mogelijkheid aan de landelijke behoefte aan vakbekwame vwo- leraren kan worden voldaan. Dán worden pre-academici nog alleen maar onderwezen door non-academici. Dat wil Nederland niet.

Academisch gevormde talenstudenten zijn de fine fleur, achter wier bestaan vele mensen, oneindig veel cultuurgoed en daarmee ook grote economische activiteit schuilt, die zich weliswaar niet direct toont, maar tegelijkertijd onvervangbaar is. Niemand weet precies wat de waarde van een leraar Frans of Duits is die jarenlang les geeft, omdat niemand kan zeggen wat alle leerlingen gaan doen.

Wel weet ik dat zo’n leraar een steeds grotere zeldzaamheid is geworden.

Emile van Brakel schrijft zijn letterkundig proefschrift in het Duits, denkt mee met De Nieuwe Universiteit Leiden en heeft enkele jaren in het middelbaar onderwijs als leraar gewerkt.

Gepubliceerd op: http://www.mareonline.nl/archive/2015/04/01/opinie-zonder-taal-gaat-het-niet

Vertalen is omdenken

Literair vertalen is een ambacht: vertaalmachines hebben per definitie geen begrip van de tekst. Vertalen, hertalen, herschrijven is pas- en meetwerk op de millimeter.

Weinigen begrijpen wat literair vertalen inhoudt. De meeste mensen, en dat is werkelijk het overgrote deel, hebben een stuitend naïef beeld van dit ambacht. Zij denken, je hebt tekst a en dat wordt tekst b; een kind kan de was doen. Ja, waarom zijn menselijke krachten eigenlijk nodig, waarom zetten we Google Translate er niet op? Wel, voor hen leg ik het nog één keer uit aan de hand van een van de alleraardigste opdrachten die ik tot nu toe heb verricht, namelijk de vertaling van de oratie van mw. prof. dr. A.B. Wessels, hoogleraar Latijnse taal- en letterkunde.

Een volzin luidde in het eerste werkdocument als volgt: In der folgenden halben Stunde möchte ich zeigen, dass eben diese Grenze in der römischen Theaterkultur der Kaiserzeit bedroht war und dass die immer fließender werdenden Übergänge zwischen Kunst und Wirklichkeit ein moralisch vertretbares ästhetisches Vergnügen am Schrecklichen nahezu ausschlossen.

Om eerst aan te tonen dat een automatische “vertaling” een waardeloze omzetting is,  gooi ik de zin door Google Translate: In het volgende half uur wil ik laten zien dat deze zelfde grens bedreigd werd in het Romeinse theater cultuur van het rijk, en dat de overgangen steeds meer vervagen tussen kunst en werkelijkheid uitgesloten een moreel aanvaardbaar esthetisch plezier op bijna verschrikkelijk. *

Dit is erg! Vertaalprogramma’s hebben (nog steeds) moeite met het elementairste: zelfs kleine kinderen begrijpen intuïtief wat talig bij elkaar hoort. “Übergänge zwischen Kunst und Wirklichkeit” is één gedeelte, maar Google trekt het uit elkaar, waardoor de betekenis sterk verandert. Wat is “op bijna verschrikkelijk” meneer Google? En waar is de keizer trouwens gebleven? Conclusie: machinale vertalingen zijn alleen voor vermaak geschikt. Voor een vertaling is begrip nodig van de te vertalen tekst, iets wat een machine nooit heeft. Google Translate begrijpt niets van Romeinse theatercultuur, al mag een gebruiker nog zoveel over dit onderwerp vinden via deze zoekmachine.

Een van de eerste hobbels in het vertalen die ik hier genomen heb, was het in het Duits zo gemakkelijk klinkende zinsdeel als “ein moralisch vertretbares ästhetisches Vergnügen am Schrecklichen“. Waarom maak ik daar niet van “een moreel verdedigbaar esthetisch genot in het vreeswekkende”? Nou, niet alleen klinkt en bekt zo’n letterlijke vertaling niet, omdat zij idiomatisch uit de bocht vliegt (genot in of aan of van het vreeswekkende?) zij is ronduit ondeugdelijk, omdat de Nederlandse toehoorder (een oratie is een gesproken tekst) niet meer de inhoud zal kunnen vatten. Hij zal zich nog wel over het aarzelende genot in of aan of van het vreeswekkende willen heen zetten, maar door de opeenhoping van de bijvoeglijke naamwoorden (verdedigbaar en esthetisch), voorafgegaan door een bijwoord (moreel), die allemaal in hun vorm in dit geval hetzelfde zijn, zal hij ter plekke moeten beslissen, wat hij hoort: hoor ik iets over een esthetisch genot dat moreel verdedigbaar is of hoor ik iets over een verdedigbaar genot van morele aard, dat bovendien een zekere esthetiek heeft?

Kortom, dit is te lastig, dit werpt teveel vragen op. Geslecht heb ik deze hobbel door korte bijvoeglijke bepalingen achter het hoofbegrip “genot” te zetten in de plaats van de bijvoeglijke naamwoorden; bepalingen die zich voegen in de natuur van het Nederlandse idioom, hier de clichés “genot beleven aan” en “moreel gezien”. Dat wordt dan in een eerste, nog tamelijk letterlijke werkvertaling als volgt: In het volgende halve uur zal ik trachten aan te tonen dat nu juist deze grens in de Romeinse theatercultuur tijdens de keizertijd werd bedreigd. En dat bijgevolg de voortdurend vloeiender wordende overgang tussen kunst en werkelijkheid, een esthetisch genot, beleefd aan het vreeswekkende, moreel gezien welhaast uitgesloten was. En dan pas komt het echte werk!

Keizer Nero — Auteur: Shakko. Bron: Creative Commons, Wikipedia.

Kijk, zo’n eerste werkvertaling gaat terug naar de opdrachtgever en dan overleg je met elkaar, waarbij je heel veel naslaat in woordenboeken, in nieuwe en oude, online en offline natuurlijk, want nee, niet alles staat op het wilde web. En –ik geef het grif toe– je praat in jezelf! Ja natuurlijk! Je bent voortdurend met jezelf in gesprek. Hoe klinkt dit? Begrijp ik zelf het nog? Kan ik het uitspreken? Is het ritmisch in orde? In het geval van het vertalen van Duits komt het er veelal op neer dat je zinsdelen moet verschuiven, dat je van een substantivische naar een verbale stijl moet overschakelen.

Uiteindelijk, na 22 versies, na intensief overleg, was in dit geval het resultaat als volgt: In het volgende halve uur zal ik trachten aan te tonen dat juist in de Romeinse keizertijd, in de eerste eeuwen na Christus dus, de overgang tussen kunst en werkelijkheid bijna vloeiend werd, waardoor elk nog moreel verdedigbaar genot, beleefd aan het vreeswekkende, nagenoeg uitgesloten was.

Is dit nog een vertaling? Nee, dit is meer. Dit is het resultaat van schuiven, meten, passen in samen-
spraak met en op aanwijzing van de opdrachtgever. Sommige informatie-elementen zijn weggelaten, omdat de context dat toeliet, of omdat zelfs het gehele betoog bij nadere beschouwing daarom vroeg. Er is in de laatste versie geen sprake meer van “bedreigde grenzen in een theatercultuur”. Dit omdat het scherper bleek om het doorslaggevende punt, zonder voorbehoud, naar voren te halen. Dat punt is dat in de gehele Romeinse samenleving ten tijde van de keizers de overgangen tussen kunst en werkelijkheid steeds vloeiender werden. Het wás een door en door-getheatraliseerde samenleving.

Vertalen, hertalen, herschrijven is pas- en meetwerk op de millimeter, waarbij je soms zelfs een andere metafoor kiest dan de oorspronkelijke, of verder uitwerkt, juist om de achterliggende gedachte beter uit te laten komen in het nieuwe talige landschap, dat daar soms regelrecht om vraagt.

Een andere taal denkt hetzelfde om.

* Maart 2017 meldt Google dat het zijn vertaaldiensten verbeterd heeft. De lezer het oordeel!:
“In het volgende
half uur wil ik laten zien dat deze zelfde grens in het Romeinse theater cultuur van het keizerrijk werd bedreigd en de toenemende vervaging steeds overgangen tussen kunst en werkelijkheid vrijwel uitgesloten elke moreel aanvaardbaar esthetisch genot bij Terrible.”

* April 2018. Het blijft behelpen:
“In het volgende half uur zou ik willen aantonen dat deze zelfde limiet werd bedreigd in de Romeinse theatercultuur van het keizerlijke tijdperk, en dat de steeds vloeiendere overgangen tussen kunst en werkelijkheid bijna een moreel aanvaardbaar esthetisch genoegen in de verschrikkelijke tijd beletten.”


Duits en Timmermans en grammaticaonderwijs

Zonder onderwijs in traditionele zinsontleding op de basisschool gaat het steeds meer bergafwaarts met de vreemdetalenkennis in Nederland. Timmermans opmerking dat Nederlanders beter Duits moeten leren, is dan ook, zonder herstel van dit onderwijs, weinig waard.

Op de geestige column van dhr. Bart Braun naar aanleiding van Timmermans’ opmerking dat “Nederlanders beter Duits moeten leren spreken”, heb ik een open brief geschreven aan Braun en Timmermans. Het punt is: begin bij de basis, begin bij herstel van het traditionele grammaticaonderwijs op de basisschool. Zonder die kennis lukt het niet. Zonder die kennis zal de vreemdetalenkennis in Nederland alleen maar achteruitgaan, nog afgezien van de kennis van de moerstaal.

Sehr geehrter Herr Braun, lieber Kommilitone!

Danke für Ihre auf „Steinkohledeutsch“ geschriebene Kolumne, deren Wortlaut mir manches Lächeln entlockt hat. Zwischen den Zeilen las ich…  Maar wacht, laat ik verder gaan in het Nederlands, anders leest geen kip dit, zeker niet de eerstejaarskuikentjes op de rechtenfaculteit die nog steeds zwoegen op de regels van het kofschip, terwijl zij nota bene verondersteld worden wetenschappelijke vertogen in Oxford English te kunnen houden, quod non.

Welnu! Tussen de regels door waren er in uw balorige kattebel enige scherpe kanttekeningen te vinden bij de uitlating van de minister van BZ dat Nederlanders beter Duits moeten leren. Daar ik behoor tot de inmiddels zeldzaam geworden germanisten aan de Leidse universiteit, leek mij Timmermans opmerking op het eerste gezicht uit het hart gegrepen, maar toen ik deze nader overwoog, wat na liet garen in mijn hersenpan, kreeg zij allengs de geur van een scheet voor de kiezersbühne, al is zij een sympathieke.

Tenzij zijne excellentie de collega-minister van onderwijs overtuigt en er een scherpere, soberdere, strakkere visie op talenonderwijs komt, zal het alleen maar meer gaan stinken. Laat ik voor de verandering eens niet klagen over het hemelschreeuwende geldgebrek, maar laat ik de wortel van het probleem benoemen, waarvan de oplossing nu eens niet op ’s Rijks begroting drukt.

Het probleem is dat er nauwelijks nog degelijk klassiek onderwijs in traditionele grammatica gegeven wordt. Tegenwoordig betekent zinsontleding in het basisonderwijs “gezellig kleuren”: we zetten een kleurtje onder een bepaald zinsdeel, want o nee, stel je voor dat je een tienjarige begrippen als “onderwerp” of “lijdend voorwerp” moet leren. Dat kan niet hoor. Deze gezellige vrijblijvendheid kabbelt voort in het vervolgonderwijs: voor de gemiddelde tweedeklasser op het VWO bestaat tegenwoordig een zin uit een onderwerp, het gezegde en “de rest”. Wat die rest dan is? Tsja… Geen wonder dat het niets meer wordt met Duits, Frans, Latijn, laat staan Chinees.

Liebe Exzellenz Timmermans, vandaag pleit ik niet voor meer geld, maar voor programmatische versobering, “verstrenging”, als u wilt. Weet u wat nu er nu staat in de Kerndoelen voor het Primair Onderwijs? –U hebt ze vast nog wel even doorgenomen voordat u uw uitlating deed – In dit ambtenarenproduct staat: Traditioneel ging het vooral om grammatica, maar tegenwoordig gaat het vooral om inzicht in eigen en andermans  taalgebruikstrategieën, zodat een kind leert deze steeds bewuster en doelgerichter in te zetten.

Wat is dit voor hokuspokus-managersjargon? Dit veronderstelt dat een twaalfjarige op hoog abstract niveau reflecteert, ja hermeneutisch briljant is. Wie brouwt toch dit soort onwelriekende onzin om ieder in kiezersland te apaiseren? Ik wil dat u klip en klaar opneemt dat leerlingen in groep 8 van het basisonderwijs moeten kunnen ontleden! Ik wil verdorie geen gekleur meer! Ik wil maatstrepen in een zin met daaronder benamingen als onderwerp, gezegde, lijdend voorwerp, meewerkend voorwerp, voorzetselvoorwerp, enz. is. De hermeneutiek kan wachten, als je twaalf bent.

Als u mijn simpel advies overneemt, zult u zien dat op den duur het leren van vreemde talen een stuk gemakkelijker gaat en er bijgevolg weer meer mensen beter Duits, Frans, Spaans, enz. spreken, althans begrijpen. Tot dat moment van klassieke versobering hebt u voor mij een wind gelaten.

Met Herr Braun zet ik alvast het raam open, met uw welnemen.

Deze brief is in Mare, het Leids Universitair Weekblad (36ste jaargang, nr. 10) gepubliceerd:  http://www.mareonline.nl/archive/2012/11/21/brieven-duits#.UK4Ei8wt4mw.facebook