De Immortellen, de onsterfelijke bloemen van François Haverschmidt alias Piet Paaltjens, zijn een klein hoogtepunt in de Nederlandse, Leidse, academische romantiek van juveniele hand: het alias van de twintiger schrijft wat het moet schrijven, wankelend tussen verdriet en vermaak.
De klassieke scholing laat zich zien in de onderbroken benummering der Immortellen: er ontbreekt nogal wat! Paaltjens heeft, voor zover bekend, maar tien onsterfelijke bloempjes geopenbaard, doch zij tellen tot honderd.
Net als Catullus’ Carmina slaan Paaltjens Immortellen opzettelijk een groot aantal versnummers over, waardoor het lijkt of er een veel groter, nog ongekend corpus bestaat. Of misschien is deze kleine verzenoogst pas binnengehaald na een heel groot aantal worstelende pennenproeven, wat niet langer aanmatigend, maar eerder beschroomd en beteuterd overkomt.
En dat is het hart der Immortellen: spot, spleen, weltschmerz, verloren liefde, verloren vriendschap – een partijtje luddevuhduh overgoten met witte port en afgeblust met een grogje.
Toch wordt “de bleeke jongling met de veel te blauwe oogen” nooit de decadent die de dood met extase zoekt: Paaltjens toont zich in zijn Immortellen niet als een aan opium verslaafde, te modieus geklede doodzoeker die zijn tijd verbeidt in hoerenkotten.
Hij tooit zich met bedroefde toorn jegens de wereld, welker smerige baan men eerst ook dan pas ontdekt, als men ouder dan twintig is, in het bijzonder als men het studentenleven vaarwel moet zeggen om te gaan preken in Schiedam.
Maar eerst, voordat de worgengel het levenseinde blaast, heb ik de Immortellen ingesproken op het wereldwilde web. Dat had nog niemand gedaan en dat is bijzonder vreemd. Natuurlijk zijn er mensen die het anders of beter willen en zij mogen in mijn poging hun uitnodiging vinden om zelf het opnameapparaat ter hand te nemen. Men klikke hier!: https://www.youtube.com/watch?v=A76dX3uARfU