Vertalen is omdenken

Literair vertalen is een ambacht: vertaalmachines hebben per definitie geen begrip van de tekst. Vertalen, hertalen, herschrijven is pas- en meetwerk op de millimeter.

Weinigen begrijpen wat literair vertalen inhoudt. De meeste mensen, en dat is werkelijk het overgrote deel, hebben een stuitend naïef beeld van dit ambacht. Zij denken, je hebt tekst a en dat wordt tekst b; een kind kan de was doen. Ja, waarom zijn menselijke krachten eigenlijk nodig, waarom zetten we Google Translate er niet op? Wel, voor hen leg ik het nog één keer uit aan de hand van een van de alleraardigste opdrachten die ik tot nu toe heb verricht, namelijk de vertaling van de oratie van mw. prof. dr. A.B. Wessels, hoogleraar Latijnse taal- en letterkunde.

Een volzin luidde in het eerste werkdocument als volgt: In der folgenden halben Stunde möchte ich zeigen, dass eben diese Grenze in der römischen Theaterkultur der Kaiserzeit bedroht war und dass die immer fließender werdenden Übergänge zwischen Kunst und Wirklichkeit ein moralisch vertretbares ästhetisches Vergnügen am Schrecklichen nahezu ausschlossen.

Om eerst aan te tonen dat een automatische “vertaling” een waardeloze omzetting is,  gooi ik de zin door Google Translate: In het volgende half uur wil ik laten zien dat deze zelfde grens bedreigd werd in het Romeinse theater cultuur van het rijk, en dat de overgangen steeds meer vervagen tussen kunst en werkelijkheid uitgesloten een moreel aanvaardbaar esthetisch plezier op bijna verschrikkelijk. *

Dit is erg! Vertaalprogramma’s hebben (nog steeds) moeite met het elementairste: zelfs kleine kinderen begrijpen intuïtief wat talig bij elkaar hoort. “Übergänge zwischen Kunst und Wirklichkeit” is één gedeelte, maar Google trekt het uit elkaar, waardoor de betekenis sterk verandert. Wat is “op bijna verschrikkelijk” meneer Google? En waar is de keizer trouwens gebleven? Conclusie: machinale vertalingen zijn alleen voor vermaak geschikt. Voor een vertaling is begrip nodig van de te vertalen tekst, iets wat een machine nooit heeft. Google Translate begrijpt niets van Romeinse theatercultuur, al mag een gebruiker nog zoveel over dit onderwerp vinden via deze zoekmachine.

Een van de eerste hobbels in het vertalen die ik hier genomen heb, was het in het Duits zo gemakkelijk klinkende zinsdeel als “ein moralisch vertretbares ästhetisches Vergnügen am Schrecklichen“. Waarom maak ik daar niet van “een moreel verdedigbaar esthetisch genot in het vreeswekkende”? Nou, niet alleen klinkt en bekt zo’n letterlijke vertaling niet, omdat zij idiomatisch uit de bocht vliegt (genot in of aan of van het vreeswekkende?) zij is ronduit ondeugdelijk, omdat de Nederlandse toehoorder (een oratie is een gesproken tekst) niet meer de inhoud zal kunnen vatten. Hij zal zich nog wel over het aarzelende genot in of aan of van het vreeswekkende willen heen zetten, maar door de opeenhoping van de bijvoeglijke naamwoorden (verdedigbaar en esthetisch), voorafgegaan door een bijwoord (moreel), die allemaal in hun vorm in dit geval hetzelfde zijn, zal hij ter plekke moeten beslissen, wat hij hoort: hoor ik iets over een esthetisch genot dat moreel verdedigbaar is of hoor ik iets over een verdedigbaar genot van morele aard, dat bovendien een zekere esthetiek heeft?

Kortom, dit is te lastig, dit werpt teveel vragen op. Geslecht heb ik deze hobbel door korte bijvoeglijke bepalingen achter het hoofbegrip “genot” te zetten in de plaats van de bijvoeglijke naamwoorden; bepalingen die zich voegen in de natuur van het Nederlandse idioom, hier de clichés “genot beleven aan” en “moreel gezien”. Dat wordt dan in een eerste, nog tamelijk letterlijke werkvertaling als volgt: In het volgende halve uur zal ik trachten aan te tonen dat nu juist deze grens in de Romeinse theatercultuur tijdens de keizertijd werd bedreigd. En dat bijgevolg de voortdurend vloeiender wordende overgang tussen kunst en werkelijkheid, een esthetisch genot, beleefd aan het vreeswekkende, moreel gezien welhaast uitgesloten was. En dan pas komt het echte werk!

Keizer Nero — Auteur: Shakko. Bron: Creative Commons, Wikipedia.

Kijk, zo’n eerste werkvertaling gaat terug naar de opdrachtgever en dan overleg je met elkaar, waarbij je heel veel naslaat in woordenboeken, in nieuwe en oude, online en offline natuurlijk, want nee, niet alles staat op het wilde web. En –ik geef het grif toe– je praat in jezelf! Ja natuurlijk! Je bent voortdurend met jezelf in gesprek. Hoe klinkt dit? Begrijp ik zelf het nog? Kan ik het uitspreken? Is het ritmisch in orde? In het geval van het vertalen van Duits komt het er veelal op neer dat je zinsdelen moet verschuiven, dat je van een substantivische naar een verbale stijl moet overschakelen.

Uiteindelijk, na 22 versies, na intensief overleg, was in dit geval het resultaat als volgt: In het volgende halve uur zal ik trachten aan te tonen dat juist in de Romeinse keizertijd, in de eerste eeuwen na Christus dus, de overgang tussen kunst en werkelijkheid bijna vloeiend werd, waardoor elk nog moreel verdedigbaar genot, beleefd aan het vreeswekkende, nagenoeg uitgesloten was.

Is dit nog een vertaling? Nee, dit is meer. Dit is het resultaat van schuiven, meten, passen in samen-
spraak met en op aanwijzing van de opdrachtgever. Sommige informatie-elementen zijn weggelaten, omdat de context dat toeliet, of omdat zelfs het gehele betoog bij nadere beschouwing daarom vroeg. Er is in de laatste versie geen sprake meer van “bedreigde grenzen in een theatercultuur”. Dit omdat het scherper bleek om het doorslaggevende punt, zonder voorbehoud, naar voren te halen. Dat punt is dat in de gehele Romeinse samenleving ten tijde van de keizers de overgangen tussen kunst en werkelijkheid steeds vloeiender werden. Het wás een door en door-getheatraliseerde samenleving.

Vertalen, hertalen, herschrijven is pas- en meetwerk op de millimeter, waarbij je soms zelfs een andere metafoor kiest dan de oorspronkelijke, of verder uitwerkt, juist om de achterliggende gedachte beter uit te laten komen in het nieuwe talige landschap, dat daar soms regelrecht om vraagt.

Een andere taal denkt hetzelfde om.

* Maart 2017 meldt Google dat het zijn vertaaldiensten verbeterd heeft. De lezer het oordeel!:
“In het volgende
half uur wil ik laten zien dat deze zelfde grens in het Romeinse theater cultuur van het keizerrijk werd bedreigd en de toenemende vervaging steeds overgangen tussen kunst en werkelijkheid vrijwel uitgesloten elke moreel aanvaardbaar esthetisch genot bij Terrible.”

* April 2018. Het blijft behelpen:
“In het volgende half uur zou ik willen aantonen dat deze zelfde limiet werd bedreigd in de Romeinse theatercultuur van het keizerlijke tijdperk, en dat de steeds vloeiendere overgangen tussen kunst en werkelijkheid bijna een moreel aanvaardbaar esthetisch genoegen in de verschrikkelijke tijd beletten.”


Open brief aan Marjolijn van Heemstra

Marjolijn van Heemstra schets in én samen met de figuur van Garry Davis de problemen van mondiaal personenverkeer, waarbij zij de ontologische vragen naar het werkelijkheidsgehalte van nationale mythen schampt, de rechtvaardigheid van geboorte en toeval onderzoekt, en de zin om je te verzetten aansteekt. Een antwoord.

Onlangs name een goede vriend mij mee naar de voorstelling “Garry Davis” van Marjolijn van Heemstra.  U moet ook gaan. Wij allebei waren verrast en ontroerd door de voorstelling; de terugweg naar huis bleek te kort om “even” de aangeroerde problematiek te bespreken. Marjolijn schetst in én samen met de figuur van Garry Davis de problemen van mondiaal personenverkeer, waarbij zij ontologische vragen naar het werkelijkheidsgehalte van nationale mythen schampt, de rechtvaardigheid van geboorte en toeval onderzoekt, en de zin om je te verzetten aansteekt. Kom daar dezer dagen nog maar eens om! Hieronder volgt in een open brief een antwoord op Marjolijns voorstelling.

Beste Marjolijn, dear Mr. Davis,

Met John Lennon zing je “Imagine there’s no countries. It isn’t hard to do. Nothing to kill or die for. And no religion too. Imagine all the people living life in peace.” Mijn probleem is niet dat ik geen fantasie heb, maar dat mijn fantasie op hol slaat! Ik kom uit op de vaststelling dat, indien er geen landen waren, de mensen nóg niet in vrede met elkaar zouden leven.

Sterker nog, ik denk dat het begrip “land”, in de zin van natie, maar ook sociale groep daarbinnen, onderdeel is van een besef van eigen identiteit. Een besef dat voor veel mensen juist zinvol is, of wij h

et nou prettig vinden of niet. Juist dat besef van eigen identiteit is voor velen een reden om in de praktijk van alle dag niét te doden of ten strijde te trekken, want, en dat beseffen de meeste mensen niet, deze identiteitsonderdelen zijn rekkelijk: zij worden persoonlijk ingevuld, ook zelfs dan, als zij ontkend worden.

Zijn wij het niet die hier en nu de vrijheid hebben om land en religie te ontkennen?

Dat de vrede op aarde sinds mensenheugenis maar niet wil uitbreken, is tragisch en waarschijnlijk te wijten aan de mens op zich: Kaïn sloeg Abel dood, Romulus Remus. De condition humaine is broos en schrijnend. Soms, nou eigenlijk redelijk vaak, overvalt mij schaamte wegens mijn lidmaatschap van de vereniging “mensdom”. Jou zal het ook zo vergaan.

En het ergste van alles is dat wij, jij en ik, en al die anderen hier in den ondermaanse, er niet om hebben gevraagd! Wij hebben niet gevraagd om geboren te worden. Wij hebben er niet om gevraagd om hiér en nú geboren te worden. Wij hebben er niet om gevraagd om ons alle rechten en plichten van het Nederlanderschap, van het Europeaan-zijn, te geven. Wij hebben dat allemaal gekregen. Ongevraagd. Ik zeg niet of dat terecht of onterecht is; ik zeg dat dat zo is.

Je ontbloot dit bevreemdende, hoogste zelden bewust genoemde feit in de figuur van “Marie uit Drenthe”, met wie wij, in de Randstad, wél belasting betalen en met een andere mens buiten de EU niet. Het is bevreemdend, omdat de Nederlandse identiteit en dan ook de belastingband met Mien “verzonnen” is. Ja, maar nee! Kijk, hoe sterk of slap ook de onderlinge samenhang en solidariteit binnen de landsgrenzen op “verzinsels” over de eenwording van de Nederlandse natie rust, in de praktijk van alledag is dat wat jij “verzinsel” noemt, zó reëel, dat de meeste mensen zondermeer zijn werkelijkheid aannemen, althans zo handelen alsof de vraag naar het kunstmatige, naar het verzinsel van een natie nooit is gesteld. Daarmee alleen al is in de praktijk van alledag de Nederlandse staat binnen de EU werkelijkheid.

“Marie uit Drenthe” is even werkelijk is als de nationale belastingplicht en je mag hopen dat Marie even zinnig nadenkt als wij, maar zeker weten doen wij dat niet. Dat hoeft ook niet: wij hoeven niet van Marie te houden. Er is geen wet die zegt, gij zult van al uw landgenoten houden. Wel rust op Marie en ons hetzelfde pakket rechten en plichten en dát, dat is al heel wat. Dat is eigenlijk verbazingwekkend veel.

Wij zijn tegen dank of ondank erfgenamen van onze voorouders, die ons bepakken met rechten en plichten. Is dat moreel juist? Deze vraag onderzoekt het wezen van erven én het toevallige karakter daarvan. Dat is een zelden gestelde vraag.

Wel, het staat ons vrij het ongevraagde geschenk niet aan te nemen: we kunnen weggaan, als de band te knellend wordt. We mogen onze ouders achterlaten. We mogen iedereen in de EU, met wie wij een belastingtechnische band hebben, achter ons laten. Wat dacht je van Suriname? Maar misschien toch maar niet al te snel. Ik niet in elk geval. Is het moreel juist dat wij, geboren Nederlanders, Europeanen, bevoorrecht zijn ten opzichte van de rest van de wereld? Ik denk dat het toeval om ergens op een bepaalde tijd geboren te zijn op zich amoreel is, omdat wij niet bij een goddelijke, voorgeboortelijke wet uitverkoren zijn. Maar! Dat domme erffeit en de daarmee ontegenzeggelijk samenhangende ongelijkheid in de wereld, in welvaart en kennis en macht, geeft ons een dure plicht mee. Die plicht is om te zorgen voor en samen te werken met onze medemens, ook buiten de EU. In ieders belang: lucht en water storen zich niet aan staatsgrenzen.

Die plicht houdt niet in dat wij onze geschiedenis moeten vergeten. Zij zegt niet dat wij onze landen en onze in sommige gevallen vergeten religies zomaar moeten opheffen. En dat zag ik wel in de voorstelling: een pleidooi voor afschaffing van alle nationaliteiten en opheffing van alle staatkundige eenheden. Ik denk dat als we als anarchisten dat morgen écht zouden doen, als we daadwerkelijk alle muren van vandaag op morgen slechten, we weg zijn, omdat dan niet alleen alle dichte, maar ook open deuren wegvallen. En daarna vallen de huizen om, als ze geplunderd worden.

Je sprak over “Fort Europa” – alsof hier niemand ooit meer naar binnen komt. Dat is feitelijk onjuist: er gaan wel degelijk mensen naar binnen en naar buiten. Natuurlijk zijn er misstanden in de verschillende wetten en procedures, maar zonder deze ambtelijke narigheid werd de vervulling van de morele plicht die onze bevoorrechte geboorte ons óók meegeeft, onmogelijk.

Met veel landen buiten de EU wordt handel gedreven; dat kan ook eerlijk. Praktische voorbeelden: niet kiezen voor goedkope kleren, geen slavenkoffie, geen uitbuiting van rechtelozen. Ik ben blij dat er nu eindelijk een begin gemaakt met een grote elektriciteitsindustrie in Noord-Afrika. Eindelijk.

Als mede-erfgenaam van Europa, maar vooral als mens vind ik dat we goed moeten zorgen voor onze planeet en medemens. En dat vind ik ondanks het feit dat ik mijn medemens soms niet uitstaan kan, omdat velen het slechtste of domste doen. Ik weet echter dat ik mij over die weerstand, die aarzeling voor mijn medemens heen zetten moet, omdat ik zelf deel uit maak van deze corrupte soort “homo sapiens”. Hier sta ik, ik kan niet anders.

Wellicht was de planeet zonder de mens beter af geweest: Imagine there’s no people. It isn’t hard to do. No humans to kill or die for. And no civilisation too. Imagine all animals living life in peace.

Je mede-aardbewoner bij toeval,
met innige groet,
Emile