Voor de zondeval – Wagenaar en Sesamstraat

Wagenaar en jeugdherinnering; Sesamstraat.

Sesamstraat – een begrip uit beton; iedereen herinnert het zich. Dácht u! Néén!, zo leert mijn wijlen rector magnificus, de heer prof. dr. Willem Wagenaar: herinneringen kunnen met terugwerkende kracht geïmplanteerd worden. Men méént zich iets te herinneren, en dat is ook zo met Sesamstraat. Nu is mijn ervaring met het door Wagenaar gestelde volledig gelijkluidend en derhalve wantrouw ik mijzelf, zoals u ook zou moeten doen. Ik bedoel, niet alleen mij, al raad ik u het aan, maar vooral ook uzelf en dát raad ik nog meer aan, vooral, als het gaat om canonieke programma’s als “Sesamstraat”.
En nu wil ik uitnodigen voor een spelletje! Vreest u niet: het is tamelijk simpel en er valt gelukkig niets mee te winnen, behalve dan scherpte des geestes.

Sesamstraat is van 1976 tot nu toe doorlopend uitgezonden. Er is zodoende  een dag geweest dat u in uw kinderstoel zat met uw brinta en dacht, heeeee, dít is Sesamstraat, dit is mooi, dit is mijn programma! Juist, naar die dag willen wij terug, de dag vóór de zondeval.

Het spelletje gaat als volgt: bekijk de Sesamstraat-intro’s en roep alleen hoera, als u zéker weet dat u het zich herinnert. Klikt u hier op uw uw Sesamstraat-intro! (http://www.youtube.com/watch?v=Kje-Aj6YPLs)

Maar, en nu komt het grote maar: niet vals spelen! Tussen (leren) kennen, weten, zich herinneren en opnieuw leren kennen is verschil. Dat lijkt duidelijk, maar dat is het niet. Kijk, het is  eenvoudig om mij ergens voor de televisie neer te zetten, ergens begin jaren tachtig, ergens tussen de herhalingen van Floris. Dan zou ik deze mij herinneren en voor ik het zelf doorheb, meen ik mij de eerste uitzendingen te herinneren. Alleen dat zou wel héél knap zijn: de eerste uitzendingen van Floris hadden plaats voor mijn conceptie.

En daarom moet u zichzelf wantrouwen, want ook in u schuilt dit soort gemak waarmee schrijvers de wereld herscheppen. Bij dit spelletje moet er een innerlijk belletje afgaan: nee, dat herinner ik mij niet! Alles wat u zich meent ter herinneren, of later hebt gezien, telt bruut niet mee.

Hoe werkt het bij mij in het geval van Sesamstraat? Wel, bij Pino in het nest uit 1977-78 krijg ik warme gevoelens. Die gast in dat nest ken ik toch? Maar weet ik zeker? Nee, ik zou het voor de rechter niet kunnen herhalen. Na enige aarzelende, maar steeds sterker wordende herinneringen, weet ik het zeker: ik word inténs, maar dan ook intens blij en gelukkig en ook heel erg springerig bij het geluid van de rennende kinderen uit 1982. Ik bén een van die kinderen uit 1982.

Hoe kan ik het omschrijven? Ik ben thuis: appeltaart, oneindige tuin, zon, zoen van moeder, ik krijg grote tanden, de Koningin is lief, Sinterklaas ook, ik moet nog blokfluit spelen; alles klopt. Een wereld vóór de zondeval.

Speelt u het spelletje en wellicht denkt u, net als ik, wat doet die rotmuis hier? Die muis heet “Ieniemienie” en zij heeft de schuld aan alles.

Zij was er niet in mijn vroegste indruk -of was het een herinnering?- en niet alleen daarom moet ze weg, haar naam is even bespottelijk als haar pieplach kranjorum is. Zij is erin geslopen; het is der muizen aard om een paradijs heimelijk en gemelijk piepend te verstoren. In deze lijn behoeft het geen betoog dat meneer Aart terug moet: hij was er altijd.

Mijn verontschuldigingen aan hen die door de datum hunner conceptie of door hun destijdse plaatsing in de wereldorde, zoals geografische locatie, niet in staat zijn geweest om Sesamstraat te bekijken of al bezig waren met ander canonieks, de werken van Tolstoj bijvoorbeeld. Dat begrijp ik. Ikzelf voel een diepe genegenheid, met terugwerkende kracht voor de Afrikaanse tegenhanger van Sesamstraat, namelijk “Haas Das se Nuuskas”. Ek was sommer daar! Jy verstaan vir my?

Er zijn luttele bewegingen nodig om het mij te herinneren.

P.S. Het mooiste is wel dat Sesamstraße het begin aller dingen is, als het om Duits gaat, maar dat wist u al, toch?

Voor de zondeval

Mozart and a blond labrador before the Fall of Mann. Mozart und ein blonder Labrador vor dem Sündenfall. Mozart en een blonde labrador voor de zondeval. Don Giovanni. Emile van Brakel. Seks.

Dwars door de najaarsstorm, dwars door de twijfel van een 14-jarige, jaag ik mijzelf naar buiten, want labrador Trees moet uit. Hoge populieren zwaaien, gooien takken op mijn weg en sissen. Populieren sissen in harde wind, waarschijnlijk omdat ze zo hoog zijn.

Maar ik trap door op mijn fiets, uit mijn walkman barst Mozart op een lauwe batterij, mijn dynamo zwiep- zwabbert op het voorwiel. Als een heuveltje hikt, hikt het bandje mee. Maar, al te duidelijk versta ik, zonder kennis van Italiaans: “Respondi mi! – Antwoord mij!”

Geen idee waarover de mannen zingen, maar zij worden de populieren die roepen: Antwoord, geef verdomme antwoord! Nu, ik doe je wat, vandaag nog!

Godzijdank is het maar een loopje met de hond en de walkman en begrijp ik alleen nog maar die oervraag, want de rest is nog veel erger – een loopje met belofte; schuld en seks en dood – véél te véél voor mij: ik ben pas 14. Trees en ik zijn snel weer thuis.

Koekje?! Oortjes omhoog.

Ontreddering als detective

Magnus is een lekker verhaal! Het is een detective en een zoektocht naar persoonlijke drijfveren. In verstrooide poëtische zinnen duidt Arjen Lubach de verschillende thema’s: puberteit, eindexamen, anders zijn, liefdesverdriet, manipulatie, kunstenaarschap en geborgenheid.

Voor 8weekly, website voor recensies van film, theater, literatuur, beeldende kunst en muziek, heb ik met plezier Lubachs nieuwste boek besproken:

In Magnus zet Arjen Lubach in een detectiveachtige verhaallijn verliefdheid af tegen geborgenheid, puberliefde tegen het dertigerschap, en artistieke oorspronkelijkheid tegen verslaglegging van de eigen gekte. Dit onder toevoeging van oerig poëtische beschouwinkjes. Dit boek is lekker! Het charmeert, ontroert en leest als een trein.

De eerste zin van Magnus is: “Er was eigenlijk maar een ding veranderd.” Maar daarmee is alles veranderd. Jeugdliefde Caro is verdwenen uit het leven van Merlijn, de 37-jarige Amsterdamse ik-figuur. De rouw hierom schetst Lubach kundig en heftig, zoals alleen mannen kunnen rouwen die doodziek van liefdesverdriet zijn: totaal en gigantisch. En dan verschijnen er onverklaarbare afschrijvingen op Merlijns creditcardrekening. Hij gaat naar Stockholm om dit te onderzoeken, of is het een vlucht? Merlijn vindt de bedrieger Magnus, maar ontdekt meer. Iedereen heeft wel verzwegen of anders benadrukte feiten in zijn leven; dingen die je niet zo duidelijk hebt gezegd, omdat ze misschien wel te pijnlijk of te privé waren. Wil je je lief pijn doen? Wil je rotzooi van vroeger benoemen?

Psychologische spiegeling
Het hele verhaal is dramatisch gespiegeld: wat in Amsterdam verloren ging, wordt in Zweden gevonden of verklaard. Even mag Merlijn zijn jaren als twintiger overdoen, met een nieuwe liefde. Even werkt zijn escapistisch besluit om te vertrekken. Het toneelstuk waaraan hij schrijft vlot beter, maar dat komt ook doordat de nieuwe ervaringen zijn schrijverijen binnensluipen. Blijft Merlijn daarmee nog trouw aan zijn eigen oorspronkelijke, artistieke uitgangspunt, waarmee hij de Nederlandse toneelwereld versteld wilde laten staan in grootsheid? Dit boek is hybride: het is een half-detective, vervlochten met een zoektocht naar de Eerste Echte Grote Schoolliefde, het lijden daaraan, de eindexamentijd, de studietijd. En wat als een man in het vanzelfsprekende Amsterdamse milieu dit allemaal verliest? En opnieuw begint als en met een twintiger?

Onmacht en afhankelijkheid

Merlijn heeft het verlies niet over zich afgeroepen: de mens heeft niet zelf alles in de hand. Hij is ondergeschikt aan de beperkingen die besloten liggen in karakter, in de manier waarop hij in elkaar is gezet, en de lotgevallen die anderen voor hem bereiden. Vergelijk hiermee Merlijns aandoening, epilepsie, waardoor hij ‘absences’ beleeft, tijdsspannen waarin hij ‘er niet is’. Daardoor is Merlijn afhankelijk van anderen die hem over de niet-beleefde tijd vertellen.

In zijn jacht naar de creditcarddief verzucht Merlijn: “Nog meer dan anders werd het mij duidelijk dat we dieren zijn. Dieren die weten hoe ze roomservice moeten bestellen, maar als het erop aankomt blijven we dieren.” Zulke beschouwingen strooit Lubach her en der rond, als pareltjes die in een plotverfilming nooit tot hun recht zouden komen. Lubach blijkt een poëet: ‘Ze knipoogde en gaf me een kus die de flat omduwde.’

Liefde als aandoening
Wanneer Merlijn het antwoord vindt op het verwijt dat zijn geliefde hem maakte, toen zij hem verliet (‘Jij bent zo fucking hetzelfde!’), waarbij de plotlijnen met filmische kunde in elkaar haken, herinnert de lezer zich het commentaar van de oudere ik op de eindexamen-ik: “Jij valt rechts noch links van de weg af, je raakt soms de berm aan, […] maar daadwerkelijk ontsporen zul je nooit. Sleep jezelf erdoorheen. Ze zullen je verwijten dat je te weinig doet, maar meer doen kan altijd nog. Het houdt nooit op.”

Op ingenieuze wijze heeft Lubach een detectiveverhaal verweven met een zoektocht naar de drijfveren achter de liefde. In de gejaagdheid waarmee de hoofdpersoon zijn liefdesverdriet sublimeert in een nieuwe verliefdheid, terwijl hij afleiding zoekt in de jacht op een misdadiger, ligt Lubachs verdienste.

Met filmische snelheid schiet de lezer door het emotionele landschap; de periode van eindexamentijd tot eind dertig verschiet in Merlijns herinnering met precisie. Waar de haast naïeve geest van de hoofdpersoon ten volle tot zijn recht komt, had Magnus’ manipulatieve inslag wellicht iets meer achtergrond kunnen krijgen, maar ach, dit is ook geen zwaar psychologische roman. Dit is een lekker verhaal met een strak plot, dat zich hier en daar zelfs bedient van poëtische gedachten.

—————

Ook te lezen op: http://www.8weekly.nl/artikel/9036/ontreddering-als-detective-arjen-lubach-magnus.html

Michael Dennis Donkers – Gute Nacht!

On the death of Mike Donkers, Michael Dennis Donkers

EINS ZWEI POLIZEI! DREI VIER BRIGADIER! FÜNF SECHS ALTE GECKS! SIEBEN ACHT GUTE NACHT! —- Ja-ja, was ist Lust, was ist das? Ja-ja, was ist Lust, was ist das?”, dondert het door LADADA, dé kroeg in Zeist, zo hard dat je de stomp in je middenrif voelt.

Eins Zwei Polizie

Het eindexamen is achter de rug, ik ben in het café van mijn schooltijd. Wij zijn allen goden; niemand kan beter zijn dan wij: wij zijn mooi, jong, gezond en hebben het officiële stempel dat wij het meeste beloven. Kortom, wij zijn goden.

Een gesprek met een oud-schoolgenote, 2011:
– “Kun jij je Mike Donkers nog herinneren?”
– “Jazeker.”
– “Ik heb nog met hem gezoend!”
– “Hahaha, ik óók!!”
– “Hij is dood… Aan leukemie.”
– “Hij is… dood?”
– “Allang…”


——————————————————————————————

Ergens, voorjaar 2011
Goede Mike! Gast!

Weet-je, ik kan het niet verdragen dat jij op internet maar één hit hebt! Jij hebt meer verdiend! Internet, je zult het daarboven misschien wel gemerkt hebben, is iets wat de afgelopen 20 jaar een reuzensprong heeft genomen. Wij praatten vóór 1999 nog “gewoon” door de telefoon met elkaar, als je iets wilde zeggen; nu schrijf je elkaar elektronische briefjes – nee, het is geen vooruitgang.

En mensen hebben nu een pagina op dat internet, voor zichzelf of voor hun beroep; een soort eigen bord aan de straat, waarop dan hun naam staat. IJdelheid allemaal natuurlijk. Maar goed, als je dan een term invoert in een “internetzoekmachine”, laten we zeggen het internet-telefoonboek, dan zie je vanzelf alle treffers met  die ene  bepaalde term.  Prachtig mooi…

Máár!, als ik nu, anno 2011, jouw naam als zoekterm invoer, vind ik maar één treffer en die verwijst naar jouw grafzerk. Dat is nogal rauw en tamelijk onterecht. Je hebt veel meer gedaan. Je hebt mensen ontroerd, je hebt gefeest, je hebt eindexamen gedaan. En niet lang ná dat eindexamen –goden waren wij– heeft jouw lichaam het opgegeven, zo blijkt, zo hoor ik. Dat doet pijn.

NOU! Dat ene ding ga ik éven hierbij goedmaken! 🙂
(Oh ja, dat ding daar heet een “smiley”– we zijn in een kinderachtige tijd aanbeland) Hierbij je tweede treffer in het internet, zodat de vluchtige computermensjes van nu ook zien dat je echt “in den vleze” geleefd hebt, zonder dat je zelf die ellendige profielen op Hyves of Facebook hoeft aan te maken.

De mededeling van jouw dood kwam voor mij wat later; je bent te vroeg overleden. In mijn herinnering zie ik je zó in  de Dorpstraat in Zeist, in Ladada, het café van hockeyend Zeist en omstreken. Als ik daaraan denk, zie ik ons, hoe wij elkaar een hand geven, met een grote glimlach, want wij zien elkaar toch weer. Op de hoek van de straat, ik draai in een auto naar links en door het raampje doen we een “boks”. “Heee gozer!” We zien elkaar toch weer? En dat was toen. 15 jaar zijn maar een handje dag-zeggen ver weg, als je je ogen dicht doet. Het is eigenlijk helemaal niks.

Lieve Mike, hierbij een foto van een feestje! Jij danst, omringd door meisjes, natuurlijk, natuurlijk.

Wil je alsjeblieft ervoor zorgen dat die klootzakjes daarboven dansen? Ik wil dansen, op Nirvana, natuurlijk, op Nirvana, én op Jim Morrison en ik ga Beaudelaire voordragen (die gasten vallen samen), maar als ze daarboven speakers hebben, zodat je een middenrif kunt laten bonken: “Eins, zwei, Polizei” – de sirene gaat in Ladada en we hebben allemaal een extra ronde.

Mike, ik zie je zo, een leven is maar klein, als je je ogen dicht doet. Wij zijn maar één handje van jou vandaan, dat weet ik zeker.

Wees omarmd, gutenacht! BOKS!
En vooral, bis Morgen!  🙂
Emile

DE ZELFMOORDENAAR

De zelfmoordenaar – Piet Paaltjens – François Haverschmidt

Zodat ook ú mijn stem  kunt horen,
Zodat u weet dat ik mij niet verhang,
Zodat u weet, dat ik niet bid
Dat een bidder voor mij bidt,
Al duurt het wachten lang.

YouTube: http://www.youtube.com/watch?v=3igUwdXNUKc

Damit auch Sie meine Stimme hören,
Damit Sie wissen, er erhängt sich nicht,
Bitten und Beten um Fürbitten sei ihm fremd,
Wenn auch auf Erfüllung keine Sicht.

YouTube: http://www.youtube.com/watch?v=3igUwdXNUKc

Piet Paaltjens

 

 

 

 

 

 

 

François Haverschmidt alias Piet Paaltjens

Die Ostseeküste

Het volgende verhaaltje was een opdracht voor het vak “schriftelijk taalgebruik”, gegeven door mijn litratuurdocent dr. J.W. Onderdelinden. De opdracht was: schrijf een verhaal bij de volgende foto. De originele foto heb ik niet meer, maar de onderstaande past ook zeer goed.

Die folgende Geschichte war 2002 eine Aufgabe im Rahmen des Faches “schriftelijk taalgebruik”, das sich darum kümmerte, ein besseres Deutsch zu schreiben. Die Aufgabe war: Schreiben Sie einen Kommentar zum folgenden Bild. Das ursprüngliche Bild habe ich verloren, dennoch passt das folgende auch genau.

Dank Herrn Dr. J.W. Onderdelinden.
_______________________________________________________________________
Die Ostseeküste, eine mörderische Kurzgeschichte

Als ich Juni 1928 an der Ostseeküste war, wusste ich noch nicht, dass die Frau vorne im Bild meine Freundin werden würde.

Sie hieß Angela Riefenkohle und setzte sich zu uns, gleich unmittelbar nachdem Horst, der Freund, mit dem ich in den Urlaub gefahren war, das Foto gemacht hatte. „Dürfte ich mich zu Ihnen setzen? Wir essen schon eine ganze Woche an getrennten Tischen… Es hat doch keinen Sinn, das Formale hochzuhalten, wo es doch keine anderen Gäste gibt als Sie und Ihren Freund. Wie ist Ihr Name?“

Und so einfach, so unkonventionell, so charmant kam sie in mein Leben. Als die zweite Woche fast vorbei war, stand mein Beschluss fest: Horst geht und Angela bleibt. Sie hatte mich verführt. Sie hatte mich gefangen. Sie war fester Bestandteil meines Lebens geworden. Nicht nur wegen ihrem Charme, Schönheit, geistreicher Person, sondern auch durch ihr scheinbar klaren Verstand. Sie hörte mir amüsiert zu, als ich erzählte über meine Professur an der Humboldt, gab sogar interessiert Kommentar zu meinen archäologischen Forschungen, gab jedenfalls den Eindruck, sie verstehe etwas von dem, was ich erzählte.

Da war sie noch das liebenswürdige „Angelichen“, noch nicht die Schrecken erregende Rachekönigin Nofretete, die in einer Mozartoper gehört. Doch das später. Die Woche verlief stürmisch: Wie Adoleszenten haben wir uns geliebt, ohne Verantwortung. Wenn ich mir Vorwürfe machen sollte, ist das der größte Vorwurf: Die Verantwortungslosigkeit. Innerhalb eines Monats siedelte sie um nach Berlin. Sie hat mein Leben neugeordnet, neuerschaffen, hat alles neuregeln wollen. Innerhalb zweier Monate habe ich sogar nicht mehr meine eigene Wohnung erkannt!

Das Abonnement auf die Staatsoper war verschwunden und wir gingen nur noch in sumpfige Kneipen. Zuvor gab es Ruhe in meinem Appartement, doch nun schrien mir hellfarbige Möbel zu: Sei geil, wirf deine Bücher weg, genieße das Moment! Das alles geht noch, wenn man verliebt ist. Nach drei Monaten war ich nicht mehr verliebt, doch mein „Angelichen“ schwanger! Nein, das gibt’s nicht. Ich habe es nicht wahrhaben wollen: meine ganze Karriere im Eimer. Meine Vorlesungen…

Ich habe mich nicht länger konzentrieren können. Und das nur wegen einer so lieben, charmanten Begegnung an der Ostseeküste. Ich bringe sie um! Aber aktive Tötungen, das ist nicht so mein Bier: Ich bin Doktor in der Archäologie.
Es stellte sich heraus, dass ihre Schönheit auch rein künstlich war: In mitternächtlichen Stunden war sie jung und reizend, morgens aber zeigte sich ihr wahres ungeschminktes Gesicht. Hatte ich schon die Rachekönigin erwähnt? Ich habe sie angefleht: Trink nicht so viel, du bist ja schwanger. Sollten wir nicht meinen Eltern einen Besuch abstatten? Sie hat mich nur angegafft, als höre sie mich nicht, als verneine sie meine Worte, als wären wir noch immer im Urlaub an der Ostseeküste ohne Verantwortung. Ich habe sie begleiten wollen, mit Sorgfalt, mit Liebe, mit Zwang… Gott weiß, ich hab’s versucht, doch sie hörte nicht auf mich.

Ich kann mich noch an einen Song von Glenn Miller im Radio erinnern: „You’re careless, now that you’ve got me loving you; you break appointments and think you’re smart; if you’re not careful, you’ll break my heart.“ Sie hatte mittlerweile nicht nur mein Herz, sondern mein ganzes Leben gebrochen und ich machte den Vorschlag, aufs Neue an die Ostseeküste zu reisen, damit wir alles wieder im Griff bekommen könnten. Im Griff! Angelichen hatte nur Gläser Sekt im Griff und massenweise Schlaftabletten. Eines Abends saßen wir in der selben Stube als im Juni; Angela reagierte neidisch, als ich von der Entwöhnungsklinik gesprochen hatte und bestellte sich noch eine Flasche Sekt. Ich sagte nur: „Bin gleich wieder da, hole mir Zigaretten.“

Jetzt habe ich wieder ein Abonnement auf die Staatsoper. Es läuft grade die Zauberflöte. Das Appartement ist wieder ruhig. Meine Vorlesungen haben sich wieder gebessert. Die Schwangerschaft war auch nur vorgetäuscht, zeigte die Autopsie hinterher. Na, das war es ja, was die Liebe für Angela betrifft.

Ach, kommen Sie mal in meine Vorlesungen! Kennen Sie diesen merkwürdigen Gebrauch von Giften in der Antike?